ESSAY: Herman heeft alzheimer en zegt niet meer te willen leven – maar wat kun je dan doen?

Daan Heerma van Voss is bevriend met de 80-jarige Herman, die alzheimer heeft en niet meer wil leven. Maar wat moet hij, als de artsen hem niet meer wilsbekwaam vinden?

Ik weet niet wat ik ga aantreffen; ik weet niet wat gepaster is, verjaardagstaart of rouwcake. Het is Hermans tachtigste verjaardag, de dag waarop hij – dat kondigt hij al maanden aan – uit het leven zou stappen, door de Amstel in te lopen en zich te verdrinken. Samen met mijn beste vriend Joep rijd ik naar Amstelveen, waar Herman al bijna twintig jaar woont, in een ruime flat die hij eigenlijk niet kan betalen. Vroeger woonde hij hier met zijn grote liefde Karin, die hij kende van de Rijksacademie, zij was schilder (en het mooiste meisje van de klas), hij grafisch ontwerper. Karin overleed in september 2022, aan een hartkwaal. Herman had beloofd dat hij haar zou verzorgen, maar dat lukte hem niet. Ook hij was ziek. Alzheimer. Karin viel, raakte in een coma en overleed. Herman zegt regelmatig dat hij naar Karin toe wil, dat hij weer samen wil zijn.

Elke dag gaat Herman achteruit, elke dag is hij minder zichzelf. Over een paar weken zal hij niet meer weten wie ik ben, deze vriend-op-de-valreep. Maar ik zal onthouden dat Herman me heeft geleerd hoe ingewikkeld afscheid nemen is. Hoe moeilijk het is om los te laten, en hoe onmogelijk het is om alles bij hetzelfde te houden. Hoe moeilijk het is om de juiste hulp te krijgen, hoe onmogelijk het is om iemand te helpen die niet langer als wilsbekwaam wordt gezien.

Het is nu drie maanden geleden dat ik Herman ontmoette, en sindsdien heb ik hem elke week minimaal één keer gezien. Herman is tegelijk mijn oudste en mijn nieuwste vriend. Ik ken Herman via Joep. Joep wilde dat ik deel werd van zijn missie. Missie Herman Wil Dood.

Elke zondag gaan we uit eten, Joep en zijn vrouw Esther, Herman, Isi en ik. Isi is een vriendin van mij, zij werd eveneens ingeschakeld door Joep, vanwege haar ervaring als zorgcoach. Gevieren vormen we een schil om Herman heen, die hem beschermt en voor hem zorgt, terwijl hij zich klaarmaakt voor zijn laatste weken. We bespreken de laatste stand van zaken; of Herman nog steeds dood wil, en hoe dan, net zolang tot hij zijn vinger heft en zegt: „Genoeg.” Het restaurant heeft een speciaal menu voor ons laten maken. Op de toetjeskaart staat twintig keer hetzelfde toetje: ananasijs. Hermans lievelings.

En vandaag is hij jarig. Bij het binnengaan van zijn appartement komen we de huisarts tegen. Er is een protocol in werking gesteld; gezien Hermans dreiging met zelfmoord mag hij vandaag niet alleen gelaten worden. „Het slot naar het balkon werkt niet”, zegt ze. „Ik zeg het er maar bij.” Dit is wellicht mijn laatste bezoek hier. Ik kijk om me heen. De lp’s waar Karin en hij naar hebben geluisterd, al die avonden waar hij geen herinnering meer aan heeft, er is hooguit een mnemonische gloed overgebleven, een gevoel van warmte, van liefde. Je leven is maar te ontgrendelen door één persoon; als diegene de sleutel kwijtraakt, vergeet men het bestaan van het slot.

[…]

Praten over zelfdoding kan bij de landelijke hulplijn 113 Zelfmoordpreventie.
Telefoon: 113, 0800-0113 of www.113.nl.