Formatie: Partijen die de democratie liefhebben moeten zich richten op hun overeenkomsten, niet hun verschillen

Bericht toevoegen

Husky, CC BY 4.0, via Wikimedia Commons

Het geloof van burgers in de Nederlandse democratie is nog springlevend. Dat blijkt wel uit het hoge opkomstpercentage bij de verkiezingen, bijna 80 procent. Dit jaar was het zelfs een fractie hoger dan bij de vorige Tweede Kamerverkiezingen. Een grote meerderheid van de kiesgerechtigden vindt het recht om te mogen stemmen dus nog steeds van waarde en wil dat haar stem gehoord wordt.

Dat is goed nieuws in een tijd waarin tegelijkertijd het vertrouwen in de landelijke politiek afneemt. Uit onderzoeken blijkt keer op keer dat burgers er een hekel aan hebben als politici geen resultaten boeken maar met zichzelf bezig zijn en ruziemaken. Wat ze wél willen is een onpartijdige, betrouwbare overheid die de problemen van het land oplost.

De uitslag van de verkiezingen van woensdag was een bevestiging van wat deze maand ook bleek uit buurtonderzoek van NRC: burgers verlangen naar stabiliteit en daadkracht. Middenpartijen D66 en CDA deden het goed, en geen enkele partij steeg ver uit boven de rest. Toch blijft de aantrekkingskracht van radicaal- en extreemrechtse partijen groot. Nog steeds stemt ongeveer een derde van de bevolking voor radicale oplossingen in plaats van een gematigde koers waarin de grondrechten van alle mensen vooropstaan.

Met dat dilemma in het achterhoofd moet nu een nieuwe regeringscoalitie worden gevormd. Dat vergt van alle partijen die een rol gaan spelen in de formatie inlevingsvermogen in elkaars positie en het vermogen om uit te stijgen boven het eigenbelang. Nederland is er niet bij gebaat als partijen lang bezig blijven punten uit elkaars verkiezingsprogramma af te kraken, elkaar uit te sluiten als coalitiepartner of een machtspositie op te eisen. Partijen die een sleutelpositie hebben, dienen te beseffen dat hier een zware verantwoordelijkheid ligt. Met name de VVD, die nodig lijkt in iedere mogelijke coalitie.

De liberalen zetten bij de vorige formatie de deur open voor regeringsdeelname van de radicaal-rechtse PVV. Het leidde tot een instabiel kabinet dat veel herrie maakte maar geen van de structurele problemen in het land oploste. Woningnood, stikstofcrisis, klimaatverandering, toenemende druk op de zorg, lerarentekort, het falende toeslagenstelsel en andere problemen liggen dus helaas opnieuw op tafel bij de formatie.

Minister van Staat Herman Tjeenk Willink, die als informateur was betrokken bij vijf formaties, sprak afgelopen week wijze woorden die kunnen helpen als richtsnoer bij de formatie. Allereerst zouden partijen moeten stilstaan bij de context waarbinnen zij een kabinet vormen: de democratische rechtsorde. Tjeenk Willink heeft gelijk als hij verzucht dat hier in het politieke debat, ook in de afgelopen verkiezingscampagne, nauwelijks oog voor is. „Je moet het fundament van de democratie onderhouden, anders gaat het rotten”, waarschuwt hij. „Zeker nu er krachten zijn die zeggen: die democratische rechtsorde zit ons alleen maar in de weg.”

Hr Tjeenk Willink aan de wandel” by Roel Wijnants is licensed under CC BY-NC 2.0

Treffend voorbeeld was vorig jaar het plan van de PVV om een ‘asielcrisis’ uit te roepen. Zo zou het kabinet-Schoof via noodrecht ingrijpende asielmaatregelen kunnen doordrukken zonder dat Tweede en Eerste Kamer daarmee hoefden in te stemmen. Toen het kritisch advies van de Raad van State over de asielplannen de partij niet beviel, vond PVV-leider Geert Wilders dat naar die „ongekozen bureaucraten” niet hoefde te worden geluisterd. Ook BBB-minister Mona Keijzer negeerde recent een negatief oordeel van de Raad van State, dat ging over haar conceptwetsvoorstel om statushouders niet langer voorrang te geven bij sociale huurwoningen. Het was in strijd met het gelijkheidsbeginsel in de Grondwet, aldus het onafhankelijke adviesorgaan voor de regering en het parlement.

Juist als de Raad van State waarschuwt voor ongrondwettelijkheid en onuitvoerbaarheid van plannen, zou dat tot ongemak moeten leiden. Laat dit een les zijn voor de komende formatie. Samenwerken met radicaal-rechts is voor partijen die de democratie en de rechtsstaat hoog in het vaandel hebben geen verstandig idee. Wat ze wél moeten doen, is zich bekommeren om de kiezers van deze partijen. Hun zorgen over het woningtekort, dure boodschappen en wachtlijsten in de zorg zijn even reëel als die van andere burgers.

Tjeenk Willink had op dat punt ook nog een ander goed advies aan de politiek. Om het vertrouwen van burgers terug te winnen, moet de overheid weer zichtbaarder worden. In grote delen van het land zijn publieke voorzieningen verschraald. Ook zijn taken die de overheid vroeger zelf uitvoerde uitbesteed aan de markt, terwijl dat niet altijd in het publieke belang was. Voor burgers moet weer duidelijk worden op welke voorzieningen zij minimaal kunnen rekenen, of ze nou in Amsterdam wonen of in Zeeland.

In de formatie zouden partijen hierop een gezamenlijke visie kunnen formuleren. Bij voorgaande coalities, ook het kabinet-Schoof, waren regeerakkoorden vaak niet meer dan een samenraapsel van tegen elkaar uitgeruilde verkiezingsplannen. Daar mag dit keer meer van worden verwacht. Formeren betekent samen keuzes maken in het algemeen belang.Door de forse investeringen in defensie moet ergens anders op worden bezuinigd. En om woningen te kunnen bouwen, zal er een oplossing moeten komen voor het stikstofprobleem. Een toekomstig kabinet moet zulke keuzes goed kunnen uitleggen aan de burger.