Ramsey Nasr: Als het vrije woord genocide goedpraat, ben ik tegen het vrije woord

Extreemrechtse leiders als Benjamin Netanyahu hebben de taal niet vrij, maar vogelvrij gemaakt. In plaats van de werkelijkheid te erkennen, geven we er de voorkeur aan om belazerd te worden door het vrije woord van een genocidale maniak, schrijft Ramsey Nasr.
Het vrije woord. We hebben er allemaal wel een beeld bij: iets met vrijheid van meningsuiting en typisch westerse waarden, het klinkt ook een tikkeltje heldhaftig. Maar wat is het precies? Wat betekent het?
Ik ben geboren en opgegroeid in Rotterdam, ik heb gestudeerd in Antwerpen. In deze steden werd ik gevormd. Ik voelde mij aldoor thuis en compleet, geheel op bestemming. In Palestina werd ik weer verkruimeld. Na mijn bezoeken aan Palestina wist ik wat ballingschap was.
Dat deel van mijn afkomst, het deel dat niet van mijn gezicht viel af te lezen, heb ik pas opgezocht toen ik in de twintig was. Tot die tijd kende ik alles voor de helft. Ik was uiterst content geweest met Leopold, Slauerhoff, Henny Huisman, de Dolly Dots, Focquenbroch, Vermeer, Cees van Dongen en natuurlijk Roberto Jacketti & the Scooters. Dat was mijn cultuur.
Arkprijs van het Vrije Woord
De Nederlands-Palestijnse dichter en acteur Ramsey Nasr (1974) krijgt deze zaterdag in Brussel de Arkprijs van het Vrije Woord 2025 uitgereikt. Dit essay is een licht bewerkte versie van de rede die hij bij die gelegenheid uitspreekt.
Toen ik mijn Palestijnse familie voor het eerst ontmoette, was het of een armetierig lichaam met bloed werd aangevuld. Het was 1996, de tijd van de Oslo-akkoorden. Ik ging naar Jeruzalem, naar Gaza, Ramallah. Daarna ben ik nog geregeld teruggegaan, samen met mijn vader. Toen we zijn stadje op de Westelijke Jordaanoever bezochten, was dat voor mij de eerste maal, voor hem de eerste maal in dertig jaar. We hebben ook de plek bezocht waar hij is geboren: Nablus.
De beste zeep ter wereld
In deze prachtige historische stad maakten vooral de zeepfabrieken indruk op me. Ik had nog nooit zoiets gezien. In het Midden-Oosten werd dit procedé van zeep maken 4500 jaar geleden uitgevonden, en de industrie van Nablus bestaat al sinds de tiende eeuw. As-sabūn an-Nabūlsi wordt weleens de beste zeep ter wereld genoemd, gemaakt van olijfolie, water en loog.
Dertig fabrieken kende de stad. Vandaag zijn er nog maar twee. De Israëlische bezetting wurgt ze. De laatste zeepfabriek van Nablus zal wel binnenkort zijn deuren sluiten. Opheffingsuitverkoop na meer dan duizend jaar.
Verwoesting van de Palestijnse cultuur is sinds de vroegste dagen een hoofddoel geweest van het zionisme, verwoesting in de vorm van vervanging. Kort na de Balfour Declaration van 1917 diende de Zionistische Commissie een aanvraag in om zelf een zeepfabriek in Palestina te kunnen beginnen. Een Britse bestuurder had daarop geantwoord dat er reeds een florerende zeepindustrie in Nablus bestond. Als Joodse kolonisten ook zeepfabrieken zouden openen, wat zou er dan met die andere gebeuren?
Het was duidelijk wat daarmee zou gebeuren. En dus plaatste de krant Haaretz in 1919 een advertentie waarin lokaal geproduceerde zionistische zeep werd aangeboden, eveneens van olijfolie, maar dan zuiverder. Deze zeep was namelijk ‘vrij van Arabische vermenging, en van hogere kwaliteit dan de zeep van Nablus’.
Die hogere kwaliteit is er nooit gekomen, de zuivering wel.
Gegrilde vis eten aan het strand
Wij kennen Palestijnen vandaag als politieke dieren, wezens van verzet. Maar dat zegt niets over Palestijnen en alles over de bezetting. Zoals Nablus beroemd was om zijn zeep, zo stond Gaza bekend om zijn vis. Mensen reden uren om gegrilde vis te kunnen eten in een van de talloze eettentjes aan het strand.
Vóór de stichting van Israël had elke streek of stad in Palestina zijn culturele specialiteit of unieke industrie. In de jaren twintig werd Hebron geroemd om zijn leerproductie; Akka had zijn bouwsector en zijn olie-exploratie; de havenstad Jaffa kende talloze smeden, metaalbewerkingsbedrijven en een opkomende tegelindustrie. En Jenin? Die streek is nog steeds beroemd vanwege zijn vruchtbare landbouwgrond: het is het gebied van de watermeloen, de druiven, de mloechija, de frike, en bloemen, talloze bloemen. Ook voor de nationale Palestijnse maaltijd m’sechen moet je in Jenin zijn.
Veel mensen weten dat niet. Zij weten ook niet dat het Israëlische leger al langer dan een half jaar allesverwoestende aanvallen uitvoert op deze stad. Dit doet het al decennia op gezette tijden, maar wat vandaag gebeurt is annihilatie. Vrijwel niets staat nog overeind.
Ze begonnen ermee één dag nadat het kortlevende staakt-het-vuren in Gaza was ingegaan. Terwijl het Westen naïef-opgelucht ademhaalde, zetten de Israëli’s hun vernietiging voort op de Westelijke Jordaanoever. Het Israëlische leger liet daarbij expliciet weten dat het in Jenin de lessen zou toepassen die het in Gaza geleerd had. Niemand in het Westen luisterde, niemand greep in. En dus konden we in februari via de socials volgen hoe het leger gelijktijdig twintig volledige appartementenblokken opblies in Jenin.
Israël is de opmaat voor het echte werk: Groot-Israël
In Jenin deed het leger kennelijk weer lessen op voor Gaza: afgelopen maand zag ik in Gaza-Stad 50 enorme woonflats de lucht in gaan, allemaal binnen 48 uur. De vooruitgang aan het werk.
“Dit alles is nog maar een begin, een voorspel”, zei Netanyahu daarover met zichtbaar genoegen. Dat weten we. De Nakba van 1948, waarbij meer dan 750.000 Palestijnen van hun land werden verdreven en zeker 500 dorpen werden verwoest, was eveneens maar een begin. Israël is de opmaat voor het echte werk: Groot-Israël. Dat wil zeggen geheel historisch Palestina, maar dan zonder Palestijnen, zonder de cultuur.
Wie de taal bezit, kan haar ook bezetten; die kan zeggen wat-ie wil.
‘Terror Towers’, zo noemde Netanyahu de opgeblazen woonflats in Gaza. Hij leverde geen enkel bewijs voor die bewering. Dat hoeft ook niet in het vrije Westen. Wie de taal bezit, kan haar ook bezetten; die kan zeggen wat-ie wil. Zo iemand kan met woorden vluchtelingen doen verdwijnen.
Dat zit zo. Toen in 1948 de Palestijnse bevolking werd verdreven uit haar huizen in wat nu Israël heet, vluchtten duizenden mensen naar Jenin. In 1953 werd het officieel een vluchtelingenkamp, opgericht door de VN, om de terugkeer naar hun woningen af te wachten. Die terugkeer kwam nooit, hoewel beloofd door de VN. Het vluchtelingenkamp werd zo een stad – met uitzicht op de eigen bezette dorpen in Israël. Soms gaan hun nakomelingen nog steeds de heuvels in om naar hun huizen en landerijen te kijken.
Vluchtelingschap is niet een verkoudheid die vanzelf overgaat. Het is een vloek die op het nageslacht wordt overgedragen, generaties lang, tot het recht wordt toegepast en de vloek wordt opgeheven. In welke vorm, dat is een tweede. Terugkeer of compensatie – maar het recht verjaart niet.
Los van het recht bestaan er ook andere manieren om het levensgrote probleem van de vluchtelingen aan te pakken. Bijvoorbeeld door de vluchtelingen zelf te vernietigen.
Het vluchtelingenkamp van Jenin bestaat in elk geval niet meer. Alle 20.000 bewoners zijn verdreven – dat is allemaal in de afgelopen paar maanden gebeurd. Toen wij even wegkeken. Hetzelfde geldt voor Toelkarim en Nur Shams, die kampen werden eveneens vernietigd. In totaal gaat het om 40.000 vluchtelingen, voor de zoveelste keer dakloos geworden.
Israëls doel is het om de talloze vluchtelingen op juridische wijze, via een naamswijziging en het ontzeggen van de daaraan verbonden hulp, in één klap te laten verdwijnen.
Wonderlijke kneedbaarheid van de taal
Waar ze naartoe moeten? Weg. Liefst in letterlijke zin, maar tot die tijd benut Netanyahu de wonderlijke kneedbaarheid van de taal. Zo meldde hij in augustus dat hij het leger best uit Jenin wilde terugtrekken, op enkele voorwaarden. Eén: het vluchtelingenkamp mocht vanaf nu geen vluchtelingenkamp meer genoemd worden. In plaats daarvan zou het een wijk gaan heten, een buurt.
Zijn tweede eis: de vluchtelingenorganisatie Unrwa moest vertrekken uit Jenin. Israëls doel is het om de talloze vluchtelingen op juridische wijze, via een naamswijziging en het ontzeggen van de daaraan verbonden hulp, in één klap te laten verdwijnen.
Op dezelfde wijze liet het zionisme ooit alle Arabische dorpen en steden van Palestina verdwijnen: door ze te vervangen. Door ze in 1948 met de grond gelijk te maken (hun huizen werden gebulldozerd en opgeblazen – ook toen al). En door voor hun geschiedenis, voor millennia oude locaties nieuwe Hebreeuwse namen te verzinnen, bijbels klinkend en splinternieuw. Door woordgebruik aan vernietiging te verbinden.
Koloniale taal heft vluchtelingschap op, sjoemelt met oorzaak en gevolg, maakt context tot vijand.
Dit is het doel van taal in koloniale handen. Betekenis wordt een doelwit. Koloniale taal heft vluchtelingschap op, sjoemelt met oorzaak en gevolg, maakt context tot vijand. Vroeg of laat tracht het oppermachtig vrije woord de werkelijkheid te veranderen.
Het was het vrije woord dat de Unrwa in Gaza tot Hamas-organisatie bestempelde, wederom zonder het minste bewijs, zonder kern van waarheid. Het was een leugen, onafhankelijk onderzoek toonde dat aan. VN-organisatie Unrwa vormde de levensader voor de straatarme bevolking van Gaza, hulpverleners waarschuwden voor een absolute catastrofe. Niettemin zag het Westen erop toe dat geheel Unrwa er werd ontmanteld en opgedoekt. Vandaag zien we de uithongering van miljoenen vluchtelingen op onze schermen. Bestemming bereikt.
Wij zijn een volk van vluchtelingen aan het bombarderen
Israël zocht al decennia naar methoden om Unrwa te vernietigen. De vluchtelingenorganisatie was Israël een doorn in het oog, omdat zij de wereld er dagelijks aan herinnert dat de bevolking van Gaza voor 80 procent uit vluchtelingen en hun nazaten bestaat. De meesten van hen werden naar Gaza verdreven in 1948. In plaats van haar onder ogen te komen, wordt de schandvlek uitgewist.
Wij zijn een volk van vluchtelingen aan het bombarderen – wij allen, want het gebeurt met onze militaire, financiële, morele en politieke steun. Dat doen we met graagte omdat ook wij liever, in plaats van de werkelijkheid te erkennen, de voorkeur eraan geven belazerd te worden door het vrije woord van een genocidale maniak.
Extreemrechtse leiders als Netanyahu, Trump en Wilders hebben de taal niet vrij, maar vogelvrij gemaakt. In de beschutting van die voorhoede doet ‘fatsoenlijk rechts’ er zijn voordeel mee. Wij zijn inmiddels allemaal besmet met deze taal. Zij die alles werd afgenomen heten nu gelukszoekers. De allerarmsten noemen wij uitzuigers. De gemarginaliseerden in onze samenleving, de meest machtelozen, bestempelen wij tot kwade genius achter al onze problemen. Op deze manier maken wij vluchtelingen tot vieze, barbaarse beesten, gekoloniseerden tot indringers, burgers tot terroristen.
Wij geven aan dit alles de voorkeur – anders lieten we het niet gebeuren. Anders kwamen we wel in verzet. Van de zes doden in Gaza zijn er vijf burgers. Dat is 83 procent. En rekenen we vanaf maart, toen Israël het staakt-het-vuren eigenhandig verbrak, dan gaat het om vijftien op de zestien, oftewel 94 procent burgerdoden. Dat zijn niet te bevatten aantallen. Daarnaast is zojuist bekendgemaakt dat bijna de helft van de doden in Gaza afkomstig is uit gebieden die door Israël als ‘safe zones’ werden aangemerkt. Het maakt niets, helemaal niets uit waar je je bevindt in Gaza: elke burger is overal een doelwit. De term ‘safe zone’ in Gaza toont ons wat ons vrije woord vermag: genocide.
We hebben de taal uit handen gegeven uit naam van het vrije woord, omdat wij daarin geloven. Ik niet. Ik geloof in woorden die getoetst worden aan de werkelijkheid, die begrensd zijn en niet van alle inherente betekenis ontdaan kunnen worden.
Straffeloosheid is de reden waarom een tweejarig kind een kogel door het hoofd krijgt van een sluipschutter, doodgeschoten terwijl ze met haar familie binnen aan het eten was.
Straffeloosheid treft ons allen
Zolang straffeloosheid heerst (wat een synoniem is voor de vrije daad), bestaat het vrije woord niet. Althans niet wat wij zo slordig daaronder verstaan.
Straffeloosheid is de reden waarom honderden journalisten worden vermoord, waarom ambulances bewust worden tegengehouden door soldaten, net zolang tot de gewonden ter plekke zijn doodgebloed. Straffeloosheid is de reden waarom een tweejarig kind een kogel door het hoofd krijgt van een sluipschutter, doodgeschoten terwijl ze met haar familie binnen aan het eten was. Straffeloosheid is waarom illegale kolonisten in Masafer Yatta het erf van een Palestijnse familie op kunnen komen lopen, met knuppels en staven. De familie zit op plastic stoelen buiten, minding their own business. De kolonisten slaan de man en vrouw des huizes direct tegen de grond en blijven op hen in rammen. Het leger kijkt niet alleen toe, het heeft de kolonisten eigenhandig naar de familie begeleid, zodat zij weerloze Palestijnen onder zijn bescherming tot moes kunnen slaan met hun staven.
Straffeloosheid is wat hen drijft, als een motor. Onze apathie is de brandstof.
Israëls doelen worden intussen openlijk uitgestald. Likud-minister Gamliel beloofde twee weken geleden op de nationale televisie dat Gaza ‘uiteindelijk geen bron van leefbare bewoning meer zal zijn’. En ze is ‘optimistisch’ dat hetzelfde zal gebeuren met de Westelijke Jordaanoever. Ze bepleitte etnische zuivering voor beide gebieden.
Het hoofddoel van bezetting is het weefsel van een bestaande samenleving te verwoesten – de economie, de cultuur, de sociale orde – door een ruimte te creëren die niet langer leefbaar is. Dat gebeurt niet via de zojuist benoemde misdaden. Het gebeurt via ons. Via degenen die vrij zijn en er óf geen woorden aan besteden, óf hun woorden niet aan daden paren.
Straffeloosheid treft ons allen. Ze tast alle gevoel voor moraal, menselijke waardigheid en rechtvaardigheid aan. Israël onttrekt zich aan elke norm, elk verdrag, elke afspraak, elke code. Het gedraagt zich als een God die zin heeft in cyclonen.
Mantel van onschuld
Intussen blijft Israël zeggen dat het louter het verzet wil breken. Ook dat is een leugen. Israël wil de samenleving breken – en dan vervangen. Daartoe gebruikt het bewust termen als ‘beschaving’, ‘het vrije Westen’, ‘democratie in een zee van barbarij’ en ‘goed tegen kwaad’ omdat het gehuld in deze mantel van onschuld een bestaande beschaving kan uitwissen met onze hulp. Israël is van zins een geheel land te overschrijven, als een palimpsest.
Zoiets heeft een naam, het heet settler colonialism oftewel vestigingskolonialisme en het is een misdaad tegen de menselijkheid.
Israëls doel is het om alléén te leven, in historisch Palestina, in een zuiver Joodse staat, ‘vrij van Arabische vermenging’. Als Israëlische soldaten een Palestijn zien, zien ze geen burger, geen persoon, geen moeder, geen zoon. Ze zien een vijandige politieke entiteit die weg moet.
Dit roept de vraag op wat Israël onder verzet verstaat. En ik ken Palestina inmiddels. Ik heb zelf kunnen zien: er is geen manier waarop een Palestijn géén verzet kan plegen, omdat er geen manier is waarop Israël een Palestijn in Palestina zijn eigen leven zal laten leiden, minding his or her own business. Zo wordt aanwezigheid zelf tot een vorm van ongehoorzaamheid, van verzet, van terreur. Dat maakt het door het hoofd schieten van een tweejarig meisje ineens een stuk begrijpelijker.
Alle Palestijnen – journalisten, ambulanciers, dokters, mensenrechtenactivisten, hulpverleners, bakkers, hoogleraren, onderwijzers, studenten, leerlingen, baby’s – plegen verzet, door te bestaan en niet te vertrekken. Het maakt niet uit of zo’n gedachte krankzinnig is. In een bezetting is het enkel de definitie van de bezetter die telt. Hier spreekt men koloniaal.
Bezetting gaat niet over grote woorden als ‘vrijheid’ en ‘gelijke rechten’. Bezetting betekent dat basisonderdelen van het leven, zoals het oogsten van olijven, het volgen van onderwijs, het zwaaien met een nationale vlag, het eten van een watermeloen, het zingen van een lied of het maken van zeep, uitingen worden van verzet. Aangezien het doel is de ene cultuur door de andere te vervangen, is cultuur de vijand.
Israël heeft in Gaza een volledige maatschappij weggevaagd – visrestaurants, ziekenhuizen, universiteiten, bibliotheken, scholen, bakkerijen, wegen, moskeeën, kerken, woningen, waterzuiveringsinstallaties, akkers en landbouwgrond. En hetzelfde gebeurt momenteel op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem.
Als dat het resultaat is van het vrije woord en van westerse beschaving, ben ik tegen het vrije woord. Ik ben tegen het vrije woord als het elke betekenis kan aannemen. Ik ben tegen het vrije woord als het een land van zijn oorsprong, zijn etymologie ontdoet. Ik ben tegen het vrije woord dat als een Barbapapa wordt ingezet om vluchtelingen tot daders te maken en genocide tot zelfverdediging verheft.
In een straffeloze wereld maken juist het vrije woord, vrije uitwisseling, vrij handelsverkeer en vrije wapenhandel ons medeschuldig.
Meebuigen is toegeven aan vernietiging
Dus wat te doen? Om te vermijden dat we medeplichtig blijven, moeten we strijden tegen een vrijheid die niet langer inhoud of betekenis bezit, maar meebuigt met de macht. Meebuigen is toegeven aan vernietiging.
Wie het vrije woord wil verdedigen, weet wat te doen.
Het is tijd voor verzet. Tijd voor een boycot.
En Israël dan? ‘Heeft Israël dan niet het recht te bestaan?’
Houd toch op. Geen enkel land heeft het recht om te bestaan, Nederland ook niet – zo’n recht staat nergens vastgelegd, het is een verzinsel. Wat wel bestaat is het volkenrecht, het recht op zelfbeschikking, op gelijke behandeling en menselijke waardigheid. Mensenrechten, die bestaan – voor vluchtelingen bijvoorbeeld. Heeft Israël het recht te bestaan is een onzinnige vraag, bedoeld om de discussie te smoren. Maar als ik dan toch per se antwoord moet geven: Nee, niet in deze vorm. Geen enkel staatkundig systeem gebaseerd op apartheid, etnische zuivering en genocide zou dat recht mogen hebben.
Laat ik nog duidelijker zijn. Een ideologie die
A) vrijheid en zelfbeschikking voor zichzelf opeist ten koste van andermans vrijheid en zelfbeschikking; die
B) hiervoor als voorwaarde de verovering van andermans land stelt, de verwoesting van de betreffende cultuur en daarbij de gehele vernietiging van dat andere volk als uiterste maatregel beschouwt; die ten slotte
C) bovenstaande doelen van A tot Z consequent uitvoert,
die ideologie heeft geen bestaansrecht in de 21ste eeuw.
Niet de bezetter bezit het vrije woord.The colonial days are over.