Raad van State kraakt wetsvoorstel: verbod op voorrang statushouders is ongrondwettelijk

De Raad van State kraakt het wetsvoorstel waarmee demissionair minister Mona Keijzer van Volkshuisvesting het wil verbieden om bij de verdeling van sociale huurwoningen voorrang te geven aan statushouders. Het voorstel leidt tot ongelijke behandeling en is daardoor in strijd met de Grondwet.
Het wetsvoorstel werd voor de zomer ingediend bij de Raad, de belangrijkste adviseur van het kabinet als het gaat om nieuwe wetgeving. BBB-bewindsvrouw Keijzer wil ermee een einde maken aan de praktijk dat statushouders – mensen die hier met succes asiel hebben aangevraagd – in veel gemeenten behoren bij de groepen die voorrang (kunnen) krijgen bij de verdeling van sociale huurwoningen.
Die voorrang geldt bijvoorbeeld ook voor andere groepen die met spoed woonruimte zoeken omdat zij anders geen dak boven hun hoofd hebben, zoals kwetsbare gezinnen met jonge kinderen, ex-gedetineerden, mensen die uit een blijf-van-mijn-lijfhuis komen, mensen met medische beperkingen en mensen wier huis is afgebrand.
Statushouders hebben een achterstandspositie
Maar het wetsvoorstel stuit op grote bezwaren, maakt de Raad van State maandag duidelijk. Die merkt op dat statushouders behoren tot de mensen met een achterstandspositie op de woningmarkt.
‘Dit wetsvoorstel ontneemt gemeenten de mogelijkheid om deze achterstand met een voorrangsregeling te compenseren. Als een instrument voor ongelijkheidscompensatie voor één bepaalde groep wordt ingetrokken, terwijl die groep zich niet in een gelijke uitgangssituatie bevindt, leidt dit tot ongelijke behandeling (…) Hierdoor komt het wetsvoorstel in strijd met het door de Grondwet gewaarborgde recht op gelijke behandeling.’