Over de wooncrisis: De opmars van de huurkazerne lijkt niet te stoppen. Armzalige eenkamerappartementen, op elkaar gestapeld

DC van Hall woongebouw

‘De woningmarkt is af’, zei VVD-minister Stef Blok in 2017 toen hij Volkshuisvesting afschafte. Sindsdien rukken de proletarische huurkazernes op, stelt Bernard Hulsman vast.

Patatsnijders worden ze genoemd, de dikke torens en grote dozen met monotone rastergevels die het afgelopen decennium in vrijwel alle grote Nederlandse steden zijn neergezet. Het zijn de nieuwe huurkazernes, met achter de rechthoekige ramen tientallen of zelfs honderden een- of tweekamerwoningen.

De hardste en ongenaakbaarste patatsnijder heet DC Van Hall en staat in de Amsterdamse Staatsliedenbuurt. Wie de pikzwarte huurkazerne vanaf de hoek van de Donker Cortiusstraat en de Van Hallstraat bekijkt, waant zich even in de haven: DC Van Hall oogt als een opeenstapeling van scheepscontainers die een half bouwblok beslaat.

Sinds 1964 stond hier, niet ver van de Jordaan, het Westerpark Industrie en Handelsgebouw, een wit modernistisch kantoorgebouw met lange bandramen. In 2020-2022 werd het versleten kantoor, naar een ontwerp van het Amsterdamse architectenbureau Studioninedots, omgebouwd tot een

Westerpark Industrie en Handelsgebouw 1964 van Ae.G. en J.D. Postma – omgebouwd naar woongebouw DC van Hall met 178 ‘studio’s’, waarvan 168 met oppervlakte ±25 m2 – met dank aan Arcam

minimalistische studentenflat die bijna van top tot teen zwart is. Alleen op de begane grond, waar ruimtes voor bedrijven en horeca zijn, zijn de raam- en deurlijsten goudkleurig. De 178 ‘studio’s’ erboven, waarvan er 168 een oppervlakte hebben van ongeveer 25 m, gaan schuil achter rechthoekige zwarte, metalen gevelpanelen met en zonder ramen die een niet helemaal regelmatig raster vormen.

Proletarisch superblok

Daarmee is DC Van Hall een nauwe verwant van de Zwarte Madonna, het roemruchte en inmiddels gesloopte woonblok in het centrum van Den Haag. Achter de met zwarte tegeltjes beklede betonnen prefab-elementen van het bouwblok tussen het Centraal Station en het Spui gingen 336 sociale-

M.Minderhoud, CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons

huurwoningen schuil. „Een spijkerhard, proletarisch superblok”, noemde criticus Bernard Colenbrander de Zwarte Madonna. Carel Weeber, architect van de woonkolos, stemde in met deze omschrijving. „Ik ben de laatste architect die de sociale woningbouw in zijn fundamentele bedoeling heeft vormgegeven”, zei hij in 1997 in een interview met NRC Handelsblad. „De Zwarte Madonna is een vangnet voor mensen die geen woning kunnen betalen en zo ziet het gebouw er ook uit: een huurkazerne.”

[…]

Lang mocht de Zwarte Madonna niet leven. Toen die in 1985 werd voltooid, waren de hoogtijdagen van de verzorgingsstaat voorbij en deed ook in Nederland een neoliberaal woonbeleid zijn intrede. Stapsgewijs werd de woningbouw steeds verder onderworpen aan marktwerking. In 1994 werden de woningbouwverenigingen en corporaties verzelfstandigd en moesten ze het stellen zonder rijkssteun. Later werden ze gedwongen om hun sociale woningen te verkopen.

Al in het begin van de 21ste eeuw was duidelijk dat de liberalisering van de markt was uitgelopen op een mislukking. In de jaren negentig ging een exorbitante stijging van de huizenprijzen gepaard met een forse daling van de woningproductie.

[…]

Woningramp

De voltooide woningmarkt werkte niet. De nieuwe woningnood werd een wooncrisis, met onder meer een tekort van 400.000 huizen, voor veel Nederlanders onbetaalbare woningen en een wachttijd van tien jaar of meer voor een socialehuurwoning. Paradoxaal genoeg zijn met de liberalisering van de markt de proletarische huurkazernes teruggekeerd. Maar anders dan in de Zwarte Madonna gaan achter de ramen van de patatsnijders geen fatsoenlijke woningen schuil. De meeste zijn opeenstapelingen van armzalige eenkamerwoningen aan weerszijden van smalle, naargeestige gangen zonder daglicht die 700 euro of meer per maand aan huur kosten.

Door de bouw van patatsnijders werd de gemiddelde nieuwbouwwoning de afgelopen twee decennia veel kleiner. In de Randstad is de helft van de in 2022 opgeleverde woningen kleiner dan 50 vierkante meter. In Amsterdam daalde de gemiddelde omvang tussen 2003 en 2022 van 120 tot 47 vierkante meter – veel meer dan een halvering van het woonoppervlak. De wooncrisis is hard op weg een woningramp te worden.