Shell geeft nog altijd weinig openheid in lobbypraktijken, concludeert groene aandeelhouder
Klimaat
Terwijl Shell hoopt vooral in opkomende economieën de komende jaren veel fossiele brandstoffen te kunnen verkopen, geeft het uitgerekend in die landen nauwelijks openheid over de eigen lobbypraktijken.
Olie- en gasbedrijf Shell geeft nog altijd veel te weinig openheid over zijn lobbypraktijken rond klimaatbeleid, ondanks beloftes om daar internationaal en binnen de fossiele industrie in voorop te lopen. Daardoor blijft het voor de buitenwereld vaak niet goed mogelijk om te zien of Shell het klimaatbeleid in de landen waar het actief is ondersteunt of juist ondermijnt.
Dat stelt het Australasian Centre for Corporate Responsibility (ACCR), een in Australië gevestigde onderzoeksorganisatie en tevens activistische ‘groene’ aandeelhouder, in een eind vorige week verschenen onderzoek. Dat onderzoek is in Nederland tot nu toe onopgemerkt gebleven. Het ACCR adviseert naar eigen zeggen ook andere grote institutionele beleggers (zoals pensioenfondsen en vermogensbeheerders) bij hun pogingen om fossiele-energiebedrijven onder druk te zetten sneller te vergroenen.
Vooral over zijn lobbypraktijken in opkomende economieën geeft Shell nauwelijks openheid, concludeert het ACCR. Terwijl juist in die landen Shell zeer actief is met de productie van fossiele brandstoffen, zoals olie en (vloeibaar) gas, of hoopt daar de komende jaren nog veel fossiele brandstoffen te kunnen verkopen. Shell meldt officieel dat het wereldwijd lid is van 101 lobbyclubs voor industriebedrijven, aldus het onderzoeksrapport. Dat zijn allemaal lobbyclubs die gevestigd zijn in een „handjevol” ontwikkelde landen. Lidmaatschappen van industrieclubs in opkomende landen meldt Shell echter niet, aldus het ACCR, maar die zijn er wel degelijk. De organisatie identificeerde er zelf 45. Shell laat de buitenwereld zo „in onwetendheid”.