Hoe deze architect paleizen voor de armen bouwde
Geen krotwoningen, maar werkmanspaleizen: Amsterdamse School-voorman Michel de Klerk geloofde in schoonheid voor het volk. Zijn liefdevolle architectuur wordt belicht in een tentoonstelling – die ook nu een waar leerstuk is voor sociale woningbouw.
Dit artikel is afkomstig uit de Volkskrant. Elke dag verschijnt een selectie van de beste artikelen uit de kranten en tijdschriften op NU.nl. Daar lees je hier meer over.
Op een sneeuwdag in november 1923 werd een van de grootste architectuurbeloften van zijn generatie door veertien architecten naar zijn graf gedragen. De specie van zijn meesterstuk Het Schip in Amsterdam was nog vers toen Michel de Klerk op zijn 39ste verjaardag stierf aan een longontsteking. Zijn begrafenis bracht veel sleutelspelers uit de architectuur op de been: beeldhouwer Hildo Krop, die door Amsterdam een spoor van gevelbeelden trok, architect Piet Kramer, die met De Klerk aan het iconische Scheepvaarthuis had gewerkt, en de socialistische bouwwethouder Floor Wibaut, die voor deze dag een lofrijke grafrede had voorbereid.
Maar waar was Karel de Bazel, gonsde het in de stoet? De gelauwerde architect die over zijn vriend De Klerk schreef dat hij ‘als een van de weinigen de begaafdheid bezit om de steen te bezielen en tot leven te wekken’, overleed in de trein op weg naar de begrafenis. Die sneeuwdag in november vormde een zwarte bladzijde voor de Amsterdamse School, de extraverte bouwstijl die de arbeiderswoning opwaardeerde van krot tot werkmanspaleis.