Dekolonisatie: Volledige erkenning is altijd ook juridisch en dus staatkundig

Indonesië

Hoe kan Nederland, na bijna 75 jaar, in het reine komen met de vuile oorlog waarmee het land afstand deed van de kolonie Nederlands-Indië? Door de feiten te onderzoeken en ze in het openbaar te erkennen. Door excuses te maken voor het onrecht dat is gepasseerd en door slachtoffers te compenseren. Dat is althans wat het kabinet zich had voorgenomen. En, het moet gezegd worden, in grote lijnen is die operatie geslaagd.

Woensdag 14 juni was om die reden een datum die de geschiedenisboeken in kan. Toen aanvaardde de Tweede Kamer in meerderheid de conclusies van het grote historische onderzoek naar ‘structureel extreem geweld’ dat Nederlandse militairen hebben gebruikt, ofwel oorlogsmisdrijven, tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog.

Bijna leek het erop dat premier Mark Rutte (VVD) écht historie schreef, toen hij in dat debat zei: „Nederland erkent 17 augustus 1945 volledig en zonder voorbehoud.” Daarmee verwees hij naar de Indonesische onafhankelijkheidsdag waarmee het land viert dat op die datum Soekarno en Hatta de onafhankelijkheid uitriepen. Tot nu toe erkent Nederland die datum alleen ‘politiek en moreel’, dat wil zeggen: niet staatkundig. Al snel bleek dat dit ook zo blijft. Rutte had tijdens het debat al aangegeven dat hij de oorlog als een binnenlands conflict beschouwt, net als al zijn voorgangers. En achteraf verklaarden zijn woordvoerders ook dat er ‘juridisch’ niets is veranderd. Het blijft niettemin een raadselachtige uitspraak die opheldering verdient.

Schrijver Alfred Birney, die met zijn bestseller De tolk van Java (2017) op indringende wijze schreef over de Indonesië-oorlog, voorzag in NRC dat het kabinet zou blijven vasthouden aan het narratief dat die oorlog een binnenlands conflict was. Al was het maar om financiële redenen vanwege het risico dat Nederland wellicht oorlogsherstelbetalingen zou moeten doen. Birney vreesde misschien wel terecht dat door het verdwijnen van historische kennis, en het zogenaamde binnenlandse karakter van de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog, alleen folklore zal resteren en het Nederlands-Indonesisch conflict een soort Hoekse en Kabeljauwse twisten worden.

In de Tweede Kamer, woensdag, reduceerden de partijen aan de rechterkant van het spectrum, overigens inclusief de woordvoerder van regeringspartij CDA, de oorlog tot een traumatische herinnering voor veteranen en uit Indonesië teruggekeerde Nederlanders. FVD-voorman Thierry Baudet zong zelfs de lof van het kolonialisme. En de woordvoerder van JA21 gaf via een motie dat „de rijsttafel niet racistisch is” uiting aan het dedain van zijn fractie over het debat.

De verhoudingen met Indonesië blijven al met al troebel als tevoren. Rutte, die toezegde dat hij met de Indonesische president Joko Widodo zal spreken over een gezamenlijke viering van de Indonesische onafhankelijkheidsdatum, weet dit. Natuurlijk, Nederland heeft een proeve van Vergangenheitsbewältigung afgelegd, en hoeft zich in internationale relaties niet langer te schamen voor een verzwegen oorlogsverleden. Het is geboekstaafd, verantwoordelijkheid is genomen. Voor slachtoffers, zeker aan Indonesische kant, kunnen de regelingen overigens nog wel wat ruimhartiger worden, zoals PvdA-woordvoerder Kati Piri terecht opmerkte.

Maar de kwestie met de onafhankelijkheidsdatum toont dat er ergens in het bestuurssysteem een atavistische reflex zit, die Nederland nu verhindert om soepel over de eigen schaduw heen te springen en werkelijk een nieuwe stap te zetten. En dat valt te betreuren.