Opinie: Fijn dat ook ceo’s zien dat de zorg aan reparatie toe is. Zullen we eens beginnen met mijn brace?

My Leg in Brace” by ianturton is licensed under CC BY-NC-SA 2.0

Ik piep.

Niet in figuurlijke zin. Ik piep niet zo snel. Piepen heeft geen zin. Piepen valt in de categorie zeuren en klagen. Dat sta ik mezelf slechts toe als functioneel ventileermechanisme ter voorbereiding op de hier-heb-ik-wél-invloed-op-stand. Zoiets als klagen mag, alleen om even te voelen waarom ik iets aan mijn situatie zou willen veranderen. Ik heb zelfs een tekst in de tuin hangen waarop letterlijk staat ‘niet piepen, zelf uitvogelen’. Een flauwe maar functionele reminder om mijn houding op peil te houden en niet te muteren in zoiets als een slachtoffer.

Over de auteur

Anneke Polman is spreker over systeempijn.

Dit is een ingezonden bijdrage, die niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de Volkskrant reflecteert.

Ik piep dus.

Letterlijk. Het geluid komt van mijn rechterbeen. Specifiek van mijn brace. Die draag ik sinds de diagnose ‘complex bandenletsel’. Alle banden zijn afgescheurd of kapot. Deze brace houdt mijn been stabiel tijdens het lopen. En nu maakt-ie geluid. De schroeven aandraaien lukt niet. Ik mis er een paar. Het apparaat is toe aan vervanging.

Ik bel de kliniek.

Mijn patiëntennummer heb ik niet bij de hand, mijn naam en adres wel. Dat helpt. Ze vinden me in het systeem, maar kunnen me op de afdeling orthopedie niet helpen. Ik moet zijn bij de afdeling OIM en wordt doorverbonden. De medewerker van de orthopedisch instrumentenmaker kan mij niet vinden in het systeem. Ze kan me ook niet terugschakelen naar de afdeling orthopedie. Op haar aanraden bel ik opnieuw.

Gipsafdeling

Deze keer weet iemand me te vertellen dat ik inderdaad ooit een brace heb gekregen. Via de gipsafdeling. Ze schakelt me door. Tijdens de wachttijd heb ik mijn patiëntennummer gevonden waardoor nu mijn dossier én mijn brace worden gevonden. En mijn type hulpmiddel is ook op voorraad! Het gaat voorspoedig. Mijn angst voor gedoe lijkt heel even ongegrond tot mijn voorraad optimisme verdwijnt met de woorden ‘Die brace mogen we maar één keer afgeven’.

Ik reageer met ‘oh’.

Het letsel is onomkeerbaar. Ik heb die brace altijd nodig. Wat nu? Het systeem vertelt de medewerker dat de brace is afgegeven met het idee dat er een operatie volgt. Het systeem heeft niet meegekregen dat die operatie te riskant bleek en dat het blijven dragen van de brace de besloten alternatieve oplossing was.

‘U mag de brace wel op eigen kosten aanschaffen.’ Deze instant-oplossing is aantrekkelijk groot. Het bedrag ook. Mijn twijfel maakt plaats voor het besluit om het zorgsysteem z’n werk te laten doen. De medewerker vertelt dat terugschakelen naar de afdeling orthopedie geen optie is, maar dat ik ze wel opnieuw mag bellen. Dat doe ik.

Omdat de medewerker van die afdeling me al twee keer heeft doorverbonden vraagt ze zich hardop af wat ze nu nog voor me kan doen. Ik zeg haar dat ik ondanks haar inzet nog geen oplossing heb gevonden voor het probleem. Ze stelt voor een afspraak in te plannen met de specialist, maar loopt vast. ‘Dat kan helaas niet. Het is te lang geleden.’ Huh? ‘Het is te lang geleden.’

Ik hoor haar wel. Ik snap de inhoud niet. Ik sta in het systeem. Ik heb een patiëntennummer. ‘Maar het is te lang geleden, dus u heeft een verwijzing nodig.’ Ik begrijp dat ook deze afdeling geen mogelijkheden meer heeft. Ik bedank de medewerker voor de moeite, hang op en begin zonder een stap te verzetten te piepen.

Wouter Bos, bestuursvoorzitter van zorgverzekeraar Menzis,zegt in deze krant ‘grote zorgen’ te hebben over de problemen in de zorg. Ik ook. Hij voelt geen frustratie.

Ik wel.

Afspraak

In plaats van het ophalen van een in verhouding betaalbare brace, die doet wat-ie moet doen en ook nog op voorraad is, plan ik nu een afspraak in bij de huisarts. Die zal me verwijzen. Binnen zeven dagen ontvang ik een bevestiging en zal de kliniek worden ingeseind. Zij doen hun best om binnen de gestelde richtlijnen van drie weken een afspraak in te plannen. Lukt dat niet, dan kom ik op de wachtlijst.

Ergens in de komende maanden ga ik in gesprek met een specialist. Die zal me doorverwijzen naar de instrumentenmaker die een plek in zijn drukbezette agenda zal vinden om een brace voor me te maken. Zo kost het beantwoorden van mijn hulpvraag meer geld en mankracht dan nodig is. Ik voel me bijna schuldig. Zonder brace kan ik niet veilig lopen maar wel zitten. Gewoon even in de tuin. Luisterend naar de vogels.