De eerste testfabriek voor Nederlands kweekvlees is er, nu de hamburgers nog

Biotechnologie Tien jaar geleden toonde hoogleraar Mark Post de eerste kweekvleesburger aan de wereld. Deze week opende in Maastricht de eerste Nederlandse proeffabriek.

Drie limousin-koeien staan buiten op een aanhanger. Binnen ligt op een bakplaat een hamburger in sissend vet langzaam bruin te worden. Kijken mag, ruiken ook. Maar publiek laten proeven staat de Europese regelgeving nog niet toe. De boodschap is desalniettemin duidelijk: dit vlees is sustainable and kind, duurzaam en lief: de koeien die de stamcellen voor deze kweekvleesburger leverden, mogen straks terug de wei in.

In Maastricht laat Mosa Meat, een start-up in kweekvlees, zijn nieuwe proeffabriek zien, waar voor het eerst op grote schaal kweekvleesburgers gemaakt kunnen worden, honderdduizenden per jaar. Dat opschalen van lab naar productiefaciliteit is de laatste stap vóór een commerciële fabriek, die iets verderop gepland is. Er is dus wat te vieren, vindt Mosa Meat.

De gasten krijgen een sneak preview in de vleesfabriek van de toekomst. In een grote labzaal staan kweekbakken, bioreactoren en ‘wasmachines’ om cellen schoon te spoelen. In een glazen bioreactor is te zien hoe druppels vetcellen in een roze algenvloeistof vallen. Verderop, in een nu nog leeg deel van de hal, zijn op een lange wand bioreactoren van zeker vijf meter hoog geprojecteerd. Zo kan het eruitzien als de bioreactoren nog groter worden dan de maximaal duizend liter van nu. Zelfs voor sceptische toeschouwers wordt voorstelbaar dat het kán: vlees vervangen door vlees, gemaakt uit enkele cellen.

Chef-kok Hans van Wolde met kweekvleesburger. Foto Chris Keulen

Bil en schouder

Een paar weken voor de opening is de hal nog gesloten. Zo kunnen Tim van de Rijdt (marketingdirecteur) en Nirai Govindasamy (biotechnoloog) in alle rust vertellen hoe Mosa kweekvlees maakt.

Met een biopt worden stamcellen uit de romp van een limousin gehaald, begint Govindasamy. „Bil en schouder.” Een stukje weefsel zo klein als een peperkorrel bevat al tienduizenden stamcellen, genoeg voor vrachtwagens vol burgers. In het lab wordt daar een mix van voedingsstoffen aan toegevoegd; glucose, aminozuren, vitamines en mineralen.

Hans van Wolde, de sterrenchef die bij de feestelijkheden één hamburger bakt, zegt ongeveer hetzelfde, maar dan met een koksbril op. „Ik ben geen wetenschapper, ik kan alleen koken. Een hamburger heeft vet nodig.” Hij drukt erop. „Kijk, die belletjes, dat is vet.” Van Wolde heeft de burger als een van de weinigen al geproefd. „Ik weet niet hoe ze het doen, maar dit is gewoon een fucking lekkere hamburger.” De gasten moeten hun oordeel nog even opschorten. Zij krijgen een bordje aubergine met miso.

MEER ENERGIE, MINDER LAND

Kweekvlees zou het duurzame alternatief moeten worden voor vis, kip, varken en rund. De grootste winst is te halen met kweekvlees dat rund vervangt, omdat koeien de grootste voetafdruk hebben, groter dan varken en kip. Dat zit vooral in stikstofuitstoot , water- en landgebruik en luchtvervuiling.

Voor kweekvlees is (nog) wel meer energie nodig dan voor veel vlees. De kweekinstallaties, maar ook de productie van groeimedia, vragen veel energie. Als duurzame energie wordt gebruikt, is de C02-voetafdruk voor kweekvlees op termijn vergelijkbaar met die van kip, en lager dan die van varken en rund, becijferde onderzoeksbureau CE Delft. Plantaardige vleesvervangers zijn niet te verslaan.

Ook voor kweekvlees is land nodig, voor grondstoffen als mais en soja. Restmateriaal uit de voedingsindustrie kan het landgebruik terugdringen. Maar voor een kilo kweekvlees is altijd minder ‘voer’ nodig dan voor een kilo rundergehakt, varkenslappen of kipfilet.