100-jarigen: ‘Spreek een vrouw nooit tegen, dat is het geheim van een lang huwelijk’

Old man with hearing aid.
BEELD TER ILLUSTRATIE Photo by JD Mason on Unsplash

Hendrik Willems is 100 jaar. Hoe kijkt deze vrolijke bouwvakker terug op de eeuw die achter hem ligt en hoe kijkt hij aan tegen het huidige tijdsgewricht?

‘Ben je bedonderd, ik word geen honderd’, heeft Hendrik Willems de afgelopen jaren rondgebazuind. Maar het is er toch van gekomen. En dat betreurt de eeuweling niet, want hij stapt nog elke ochtend met goede zin zijn bed uit. Geamuseerd vertelt hij over zijn vele avonturen de afgelopen eeuw.

Al 68 jaar woont hij in een dorp in het Land van Cuijk, op twee kilometer afstand van zijn geboortegrond, in een huis dat hij bouwde met zijn grote liefde Anna. In hun tuin kweekten ze kerstbomen en hielden ze nertsen voor de verkoop. Een enkele uit de kluiten gewassen Nordmann en lege schuren herinneren aan de ondernemerslust van weleer, die maar weinig centen opleverde.

Het liefst zou Willems nu op zijn 100ste nog zelf zijn grasveld maaien. Met de zeis, zoals hij leerde in zijn jeugd op het boerenland van zijn ouders, en zoals hij het altijd is blijven doen. En hij popelt om op een ladder te klimmen zodat hij de rozen in zijn tuin kan snoeien. Dat kan nog best, denkt hij, maar zijn drie kinderen hebben hem een aantal strenge regels opgelegd. Zeisen, en snoeien op een trap, staan op de zwarte lijst. Een van de toezichthoudende drie is zijn oudste dochter Riky, die zich tijdens het interview opwerpt als tolk van het Brabantse dialect dat haar vader spreekt.

Hoe vindt u het dat de rollen zijn omgedraaid, en uw kinderen nu de baas zijn?

‘Ik word van alle kanten gedirigeerd. Het is wel verstandig van ze, want als ik de rozen ga snoeien en val, heb ik een probleem. Dan moet ik verhuizen naar zo’n huis, dat is niks voor mij. Voor mijn dagelijkse wandeling mag ik van mijn kinderen ook het bos niet meer in. Nu loop ik over het fietspad langs de weg. Als ik daar val, is er altijd wel iemand die mij ziet en kan oprapen als dat nodig is.’

Hoe ziet uw dagelijks leven er nu uit?

‘Ik ben veel buiten, in de tuin en in de buurt. Verder lees ik veel. Romans en boeken over de oorlog, zoals Noord-Brabant 40-45. Elke ochtend haal ik De Gelderlander uit de brievenbus. Als ik de krant lees, snap ik er minder van dan vroeger, want er staan veel Engelse woorden in die ik niet begrijp, zoals ‘podcast’ en ‘stealthing’. Ik weet niet wat dat betekent. De Engelse taal heb ik nooit geleerd. Het Journaal kijk ik niet meer. Dat is niet meer te volgen, ook dat zit vol Engels – en ze praten tegenwoordig zo snel.

‘Ik heb altijd willen weten wat er in de wereld gebeurt. Als kind las ik zodra ik kon lezen, vanaf mijn 6de, de krant. We hadden de Katholieke Illustratie en Het Huisgezin (voorloper van het Brabants Dagblad, red.). In de jaren dertig hield ik alles over Hitler bij. Ik vertelde erover aan mijn moeder en zij werd er bang van. ‘Je moet niet zo veel lezen’, zei ze.’

Waar bent u opgegroeid?

‘Hier twee kilometer vandaan, in Escharen. Ik was de jongste thuis. Mijn ouders waren keuterboeren, zoals alle elf gezinnen die in dit buurtschap woonden. Boeren hadden in die tijd meer kinderen dan koeien. Nu is het andersom, 100 of 150 koeien per boer is doodnormaal geworden. We hebben er te veel stikstof van, dat moet opgelost worden. Ons gezin telde zeven kinderen en drie koeien. Alle boeren waren zelfvoorzienend. Als er nu weer oorlog komt, is het een probleem dat er niet zo veel boeren meer zijn. Hoe moeten de mensen aan eten komen als ze zelf niks verbouwen?’

[…]

Hoe zou u uw leven typeren?

‘Als avontuurlijk. Ik denk dat ik van de Batavieren afstam. Ik heb altijd gehouden van jagen, vissen en lekker bier drinken. Als jongen ging ik met vrienden vaak stropen. Met de luchtbuks op konijnen, hazen en fazanten schieten, om op te eten of te verkopen. Als de politieman, Beuvink heette hij, je betrapte, kreeg je slaag met een gummiknuppel. Was hij boos, dan zei hij ‘pottendomme’, hahaha.

[…]

Wilde u net als uw vader boer worden?

‘Ik heb het wel geprobeerd, ik haalde mijn melkdiploma en ging op mijn 15de als boerenknecht aan de slag, maar het is uiteindelijk anders gelopen. Toen de Duitsers er aan leken te komen, was er veel werk te doen. We zitten hier vlak bij de grens met Duitsland. Ik was 17 en hielp de Engelsen de wegen te verbeteren. Ik moest er sloten naast graven zodat regenwater kon weglopen. We bouwden ook stellingen van hout en prikkeldraad, om de Duitse soldaten tegen te houden. Maar ze bleken met de trein te komen.

[…]

Wat vindt u de beste uitvinding van de afgelopen eeuw?

‘De waterleiding. Toen ik hier in 1956 met Anna kwam wonen, was er niets. Je moest in die tijd zelf voor je watervoorziening zorgen. Ik heb een put gegraven, met een pomp. We waren heel modern met die pomp. Het grondwater konden we zo drinken, dat was heel schoon. Toen een jaar later een waterleiding werd aangelegd, was dat luxe. We kregen zelfs een douche.’

Wat is het beste besluit dat u ooit heeft genomen?

‘Trouwen met Anna. De 68 jaren met haar waren de gelukkigste van mijn leven. We hebben veel gewandeld en veel gedanst, op feestdagen, carnaval en ouderenbals. Mijn kleinzoon vroeg mij laatst naar het geheim van een lang huwelijk. Ik antwoordde: ‘Nooit een vrouw tegenspreken, want daar komen problemen van’, hahaha. Ik heb Anna niet één keer tegengesproken. Als ik bijvoorbeeld een gieter had bedacht aan een lange stok en zij vond het niet mooi, dan liet ik het plan varen. In ons gezin heette mijn vrouw ‘de commissie’: alleen wat door de commissie was goedgekeurd, ging door.

‘Vier jaar geleden is Anna overleden. Ik mis haar, maar kan goed alleen zijn. Als je trouwt weet je zeker dat je niet tegelijk dood gaat. Ik zing weleens: ‘Dit menneke, dat leeft nog!’’

HENDRIK WILLEMS

geboren: 15 januari 1923 in Escharen

woont: zelfstandig, in het Land van Cuijk

beroep: metselaar

familie: drie kinderen, zeven kleinkinderen, vijf achterkleinkinderen

weduwnaar: sinds 2018