100-jarigen: Tiny van Dijk-Koning: ‘Misschien komt er een tweede leven, waarin ik hogerop kan komen’

woman, old, retirement home
Photo by geralt on Pixabay

Tiny van Dijk-Koning is 100 jaar. Hoe kijkt zij terug op de eeuw die achter haar ligt? En is er iets waar ze achteraf spijt van heeft?

iny van Dijk-Koning is een uitgesproken vrouw die haar levensverhaal levendig opdient, ondersteund met handgebaren en wisselingen in stemvolume, alsof ze een theaterstuk opvoert. Ze zit op haar oranje bank, gekleed in een jeugdige, cyclaamroze jurk, omringd door verjaardagspost. Ook het pensioenfonds heeft een kaart gestuurd, merkt haar dochter Ida op, ‘omdat je zo’n goede klant bent’.

Hoe vindt u het om 100 te zijn geworden?

‘Ik vind het eigenlijk heel gewoon. Ik heb wel altijd voorvoeld dat ik zo oud zou worden. Mijn vader werd 98, mijn moeder bijna 101. Het is geen verdienste. Je kunt er niets aan doen. Mijn leven is voltooid. Ik ben er klaar mee. Maar deze constatering helpt niet, want ik ben er nog. Dat hart klopt maar door. Niet dat ik denk: ik wil dood hoor. Ik ben nog gezond en niet ongelukkig, als mijn hoofd maar goed blijf werken, dan hoor je mij niet klagen. Een pil van Drion, daar ben ik tegen. De natuur moet zijn werk doen, de mens heeft niets over zijn einde te zeggen.’

Ze praat ineens in het Duits verder: ‘Ich weiss was ich wissen kann. Und ich bin ohne Sorgen über was ich nicht wissen kann. Ich bin zufrieden.

‘Mijn vader had Duits gestudeerd en gaf Duitse les op de ulo, en privéles. Duits was zijn taal. Het is ook mijn lievelingstaal. Het is gevoeliger dan het Nederlands, dat klinkt zo hard. Ich weiss nicht, was soll es bedeuten dass ich so traurig bin. Klinkt dit niet mooi?

‘We gingen vaak naar Duitsland op vakantie, naar een pension in Göttingen. De eigenaar had een zoon, Reinhard, die net zo oud was als ik. We speelden graag samen. Dat was nog vóór de oorlog. Op een gegeven moment waren er optochten voor Hitler in de stad. Ik heb er weleens een gezien op het plein. De meisjes droegen dezelfde rokjes, de jongens hetzelfde pakje. Reinhard wilde er niet heen, maar hij moest van zijn vader. Die zei: ‘Du bist doch ein Hitler-Jungen!’ Ik mocht beslist niet mee van mijn vader. Ik luisterde altijd naar hem, want hij was heilig voor mij.’

Waarom was uw vader heilig voor u?

‘Omdat mijn moeder dat niet was. Mijn moeder had geen kinderen gewild. Dat wist ik, want dat heeft ze mij verteld. Het was geen leuke gedachte. Mijn vader had er wel drie gewild. Ze waren al 13 jaar getrouwd toen ik kwam en mijn moeder wilde er beslist niet meer. Ik heb nooit begrepen waarom mijn vader met haar is getrouwd. Hij hield van haar, maar zij hield vooral van zichzelf. Ze had nooit kinderen moeten krijgen.’

Hoe behandelde uw moeder u?

‘Mijn vader hield veel van mij en deed lief, zij niet. Ze deed weinig met mij. Ze was altijd bezig met stoffen, vegen en boenen.’ (Op sarcastische toon, met stemverheffing:) ‘Dat is ook héél érg belángrijk! Terwijl ze elke dag een dienstbode had tot 4 uur ’s middags, voor een gezin van maar drie personen. Jááá, aan één kind heb je natuurlijk héél véél werk! Dat ze het huishouden belangrijker vond dan mij, heb ik haar altijd kwalijk genomen. En dat doe ik nog steeds.

‘Mijn vader speelde viool en had een piano voor mijn moeder gekocht, maar ze had geen tijd om erop te spelen, zei ze. Dus mocht ik piano leren spelen. Mit Musik durch das Leben kann es was besseres geben. Ik kreeg les van de buurman, Cor Batenburg. Die hield van piano’s, maar niet van kinderen. Zijn zoon was altijd op straat en groeide op voor galg en rad. Naast de piano lag een stokje. Als ik iets verkeerd deed, sloeg hij mij ermee op mijn vingers. Niet heel erg hard hoor, laten we de man niet zwartmaken. Maar ik was wel bang voor hem.’

[…]

Was in de tijd dat u op school zat uiterlijk net zo belangrijk voor meisjes als nu?

‘Ik was wel een beetje ijdel. Ik had poeder en rouge op mijn gezicht en hield van mooie kleding, nog steeds. In onze straat waren een paar vervelende gereformeerde knullen die mij plaagden met mijn grote neus. Big nose riepen ze vaak naar me. Dat vond ik vreselijk. Ik was 17 jaar toen ik mijn vader vroeg of ik mijn neus kleiner mocht laten maken, en dat vond hij goed want hij wilde mij gelukkig zien. Hij is met mij meegegaan naar Den Haag, waar een arts mijn neus heeft geopereerd. Het werd niet helemaal zoals ik wenste, ze waren toen nog niet zo knap als nu, maar hij was in ieder geval kleiner en Big Nose heb ik nooit meer gehoord.’