Slavenhandel in Suriname, de openbare verkoping van een slavin met haar twee kinderen. 1839.
Beeld ©Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad/Pierre Jacques Benoit

OPINIE

Na de officiële excuses voor het slavernijverleden komt de vraag aan de orde: hoe nu verder? Heeft het kabinet-Rutte de rode loper naar herstelbetalingen uitgerold? Advocaat Gerard Spong beschouwt de juridische voetangels en klemmen.

Eeuwenlang heeft slavernij niet als moreel verwerpelijk gegolden. Daarin kwam verandering toen koning Willem I op 20 november 1818 een wet afkondigde waarin slavenhandel strafbaar werd gesteld. De schuldigen en medeplichtigen moesten worden gestraft met een geldboete van 5 duizend gulden of gevangenisstraf – toen ‘reclusie’ geheten – van vijf jaren. Strafvermindering voor medeplichtigen, zoals in ons huidig strafrecht, bestond toen nog niet. Deze wet had niet het beoogde effect.

Gerard Spong 2015 Beeld Omroep Brabant, CC BY 3.0

Daarom vond Willem I het zes jaar later geboden om krachtigere maatregelen te nemen ter ‘verdere wering en uitroeiing van den slavenhandel’. De straf werd flink verzwaard. Een geldboete van 10 duizend gulden of dwangarbeid voor de duur van vijftien jaar plus verbeurdverklaring van de schepen en vaartuigen waarmee de verboden slavenhandel was gepleegd, waren de door de koning voorgestelde maatregelen.

Koning Willem I had in zijn wet van 1818 ook nadrukkelijk opgenomen dat alle ministeriële departementen en autoriteiten en ambtenaren moesten toezien op nauwkeurige handhaving. Die koninklijke verordonnering was kennelijk gericht aan dovemansoren van de rijke slavenhandel-elite. Zelfs de aanzienlijke strafverzwaring zes jaar later mocht niet baten. Want ook deze wet bleek zijn doel – uitroeiing van de slavenhandel – niet te bereiken.

Net als met de huidige drugshandel het geval is, bleek slavenhandel onuitroeibaar. Totdat de slavernij in 1863 werd afgeschaft.

Slavernij kenmerkt zich door een totale ontkenning van de menselijke waardigheid. Slaven hebben dan ook eeuwenlang hetzelfde deerniswekkend lot ondergaan als Joden in de Tweede Wereldoorlog. Zoals de Joden opeengepakt in treinwagons naar vernietigingskampen werden vervoerd, zo werden slaven opeengepakt in scheepsruimen naar de andere kant van de Atlantische Oceaan vervoerd.

Het aanbieden van excuses hiervoor is daarom moreel gezien volkomen op zijn plaats. Net als bij het aanbieden van excuses door Rutte aan de Joodse gemeenschap in januari 2020 had hij zijn woorden kunnen herhalen dat de Nederlandse regering tijdens de slavernij-periode als ‘hoeder van recht en veiligheid’ tekort is geschoten.

Compensatie

In het verlengde hiervan duikt hier en daar de vraag op of het geen linke soep is excuses aan te bieden, omdat daarmee misschien de rode loper voor herstelbetalingen zou worden uitgerold. En daar houden velen niet zo van. Dezelfde discussie laaide enkele jaren geleden op toen de toenmalige bewindslieden Gerrit Zalm en Els Borst met de Joodse gemeenschap hadden gesproken over compensatie voor geroofde goederen.

Ook koning Willem-Alexanders woorden van 23 januari 2020 bij zijn bezoek aan Israël zijn in dit verband het memoreren waard. ‘Ik loop bijna 53 jaar op deze aardbol rond en vraag me iedere keer af hoe de mensheid tot zoiets verschrikkelijks in staat is geweest.’ De koning, die in zoverre in de voetsporen van koning Willem I trad, sprak deze woorden uit in een zorgcentrum met Nederlandse overlevenden van de Holocaust.

Het is te overwegen ook voor nazaten van de slavernij zo’n zorgcentrum op te richten. Dat zou herstelbetalingen kunnen vervangen. De kans dat een rechtsactie slaagt, is immers vrij gering.

Tal van moeilijke rechtsvragen zijn hierbij in het geding. Zoals over de causaliteit, het medeplegen van Afrikaanse verkopers van de slaven en de vraag wie nu precies de hedendaagse slachtoffers zijn.

Zijn alle zwarte nakomelingen dat? Ook de steenrijke? Of zijn het slechts de arme sloebersin Amsterdam-Zuidoost, de Cariben en Suriname?

Procedures

In de Verenigde Staten van Amerika zijn in zogeheten ‘class actions’ hierover verschillende rechtszaken gevoerd tegen onder meer de Londense verzekeringsmaatschappij Lloyds, Reynolds Tobacco Company en de Lehman Brothers. Steeds zonder succes. In de zaak tegen Lloyds en Reynolds oordeelde de Amerikaanse rechter Norgle in 2005 dat de eisers er niet in waren geslaagd ‘clear links’ tussen hen en de aangeklaagde bedrijven aan te tonen.

Nadien zijn, voor zover bekend, geen succesvolle procedures meer gevoerd. Dat kan mede te wijten zijn aan de omstandigheid dat Edward Fagan, de advocaat van de eisers, in 2008 wegens onder meer verduistering van Holocaustvergoedingen uit het beroep van advocaat is gezet.

Vermeldenswaard is verder dat de Caricom (de Caribische handelsgemeenschap) ondanks deze verloren juridische strijd in de Verenigde Staten een aantal jaren geleden het Londense advocatenkantoor Leigh Day heeft ingeschakeld om opnieuw de juridische mogelijkheden van een schadevergoeding wegens de slavernij te onderzoeken. De Caricom wilde de gerezen causaliteitsproblemen vermijden door een ‘class action’ gebaseerd op de economische schade van de slavernij op de huidige samenleving van de Caricom-landen in te dienen. Een rechtszaak is evenwel voor zover bekend nog niet van de grond gekomen.

Strafrecht

Tot slot moet nog worden vermeld dat in Nederland nimmer onderzocht is of behalve langs civielrechtelijke weg ook strafrechtelijke vervolging van bijvoorbeeld banken, verzekeringsmaatschappijen en/of lagere overheden, die destijds financieel profiteerden van de slavenhandel en slavernij, nog mogelijk zou zijn en slachtoffers in zo’n strafproces als benadeelde partij een schadevergoeding zouden kunnen eisen.

Helemaal onmogelijk lijkt dat niet. De Hoge Raad heeft namelijk in 2008 uitgemaakt dat witwassen ook mogelijk is ten aanzien van verjaarde strafbare grondfeiten. Daarvan is hier sprake. Slavenhandel was immers met dank aan koning Willem I sinds 1818 een misdrijf.

Verjaarde slavenhandelfeiten staan op grond van deze rechtspraak een vervolging wegens witwassen dus niet in de weg. Zeer wel mogelijk is dat de Hoge Raad zich niet de historische consequenties van zijn witwasrechtspraak heeft gerealiseerd. Maar dat laat onverlet dat de erfgenamen van destijds criminele slavenhandelaren en hun medeplichtigen op grond van deze rechtspraak over witwassen alsnog vervolgd zouden kunnen worden. Creatieve rechtsvinding door de rechter heet dat.

Burgemeesterswoning

Ofschoon er nog wel wat bewijsproblemen kunnen rijzen, is strafrechtelijke vervolging waarbij slavennazaten als benadeelde partij kunnen optreden dan ook geenszins ondenkbaar. En vooral de gemeente Amsterdam zit op grond van deze rechtspraak strafrechtelijk gezien in een lastig parket. Want Amsterdam was destijds, zoals ook de Volkskrant onthulde, mede-eigenaar van de Sociëteit van Suriname, die opdracht gaf tot de slavenhandel en de burgemeesterswoning aan de Herengracht 502 liet bouwen.

Dat moeten ze op het stadhuis met een kritische (Rijks)monumentenzorg toch hebben geweten. De gemeente ‘wist’ dan ook dat haar gedraging bestaande in de aanschaf van deze ambtswoning een uit misdrijf afkomstig goed betrof. En daarmee is de gemeente Amsterdam een onbetwistbare witwasser van slavenopbrengsten. ‘Jede Konsequenz führt zum Teufel’, aldus Goethe en dat lijkt hier alleszins van toepassing.

Voor de huidige burgemeester van Amsterdam, Femke Halsema, zou deze enigszins groezelige achtergrond van haar ambtswoning wellicht reden kunnen zijn te verhuizen naar een minder beladen behuizing. Dat zou ook een optimaal moreel gebaar zijn naar de gemeenschap.

Daarin komt namelijk tot uitdrukking dat zij de consequenties aanvaardt van het aanbieden van excuses voor een verleden dat is gebaseerd op ernstige mensenrechtenschendingen die misdrijven tegen de menselijkheid opleveren. En daarmee laat ze ook zien dat oeverloos gemekker over schadevergoeding voorkomen kan worden door een simpele daad te stellen.