apartments, architecture, balconies
Photo by Pexels on Pixabay

Wooncrisis Decennialang was sociale huur het voorbeeld van succesvol woonbeleid, menen Willem BotermanWouter van Gent en Cody Hochstenbach. Een uitgeklede sociale huursector gaat ten koste van betaalbaar wonen en vergroot de tweedeling.

In haar column in NRC (22/12) schreef Aylin Bilic een vurig betoog waarom sociale huurwoningen in het centrum van Amsterdam verkocht zouden moeten worden. Volgens haar is dit een „taboe”, een „ideologisch stokpaardje” die werkelijke oplossingen in de weg staat. Hoewel prikkelend geleverd, zijn haar argumenten al decennia geen taboe meer. Integendeel, ze herhaalt wijdverbreide ideologische mythes die het stads- en overheidsbeleid de afgelopen 30 jaar zijn gaan domineren. Deze mythes vormen geen gedegen oplossing voor de wooncrisis, maar normaliseren duur wonen en ruimtelijke segregatie.

Steen des aanstoots is het Entrepotdok in het centrum van Amsterdam. Bewoners protesteren hier tegen de geplande verkoop van 140 sociale woningen. Het zou hier gaan om „sociale huurders die het geluk hebben een spotgoedkope woning in zo’n gewilde buurt te bemachtigen”. De boodschap is duidelijk. Redenerend vanuit de marktideologie is goede huisvesting voor iedereen niet een recht, maar hooguit een gunst. Betaalbare woningbouw zou niet uit mooie woningen op populaire plekken moeten bestaan, maar uit sobere woonblokken aan de randen van de stad.

Kijken we echter iets verder dan zien we dat het hier gaat om woningen die in de jaren 80 zijn herontwikkeld als sociale huur, juist omdat marktpartijen destijds geen interesse hadden in de verkrotte pakhuizen. De publieke investering in betaalbare huisvesting heeft bijgedragen aan het feit dat het nu een gewilde buurt is. Die investering heeft zich daarnaast allang terugverdiend. Architect Van Stigt becijferde onlangs dat de panden al vele malen meer huur hebben opgebracht dan er ooit in is geïnvesteerd.

Scheefwoner-argument

Veel opiniemakers, politici en directeuren van woningcorporaties gaan hieraan voorbij. Zij zien sociale huur op dure locaties vooral als inefficiënt, onnodig én als vastgoed met hoge potentiële opbrengst. De verkoop van één woning op een gewilde plek zou genoeg geld opleveren om elders minstens twee nieuwe woningen van te bouwen. Het verzilveren van de hoge marktwaarde lijkt dan heel sociaal.

Niet alleen zal dit de ruimtelijke segregatie verder versterken, maar het zal ook verder normaliseren dat sociale huur vooral sober moet zijn. Bovenal is het uiterst twijfelachtig of deze rekensom klopt, zeker met de huidige hoge bouwkosten, oplopende rentestanden en forse grondprijzen.

Bovendien wordt dit argument al zo’n twintig jaar gebezigd, maar gebeurt in de praktijk het tegenovergestelde. De afgelopen jaren werd de verkoop flink opgevoerd – sinds 2009 verkochten corporaties landelijk honderdduizenden woningen – maar halveerde de sociale nieuwbouw. Het logische gevolg is een uitgeklede sociale huursector met steeds minder plek en steeds langere wachtlijsten.

Een van dé kwaliteiten van de Nederlandse volkshuisvesting was decennialang dat het óók plaats bood aan de middengroepen

Willem Boterman, Wouter van Gent en Cody Hochstenbach zijn sociaal geografen aan de Universiteit van Amsterdam. Boterman en Van Gent zijn auteur van Making the Middle-Class City, Hochstenbach is auteur van Uitgewoond.