BEELD TER ILLUSTRATIE A very beautiful old lady II” by pedrosimoes7 is licensed under CC BY 2.0

INTERVIEW LÉONIE VAN DER MAESEN

Op haar 96ste heeft Léonie van der Maesen ‘geen tijd om dood te gaan’. Ze is veel te druk met de strijd voor een beter milieu. ‘De mens voelt zich geen onderdeel meer van de natuur, anders zouden we er niet zo mee omgaan.’Op haar 96ste heeft Léonie van der Maesen ‘geen tijd om dood te gaan’. Ze is veel te druk met de strijd voor een beter milieu. ‘De mens voelt zich geen onderdeel meer van de natuur, anders zouden we er niet zo mee omgaan.’

In het halletje van haar rijtjeshuis in Amstelveen hangt een fraaie portrettekening van haar grootvader Laurentius van der Maesen. Een indrukwekkende persoonlijkheid, ‘die met de koningin dineerde en die een adellijke connectie had’. Aan het begin van de 20ste eeuw zette hij zich in voor het lot van de verarmde middenstand, onder meer door de oprichting van een vereniging en een bank, een voorloper van ING.

‘Ik mocht als enige van de acht kinderen van ons gezin met hem lunchen. Op zijn eigen verdieping van hun statige huis aan de Amstel’, vertelt de 96-jarige Léonie van der Maesen, kraakhelder en met de gezaghebbende stem van een voormalig lerares aardrijkskunde. Meer dan haar vader is het opa Laurentius die een stempel op haar heeft gedrukt – een ‘man van de daad’, zoals zijn kleindochter als ‘vrouw van de daad’ valt te typeren.

Dat is ze nog altijd, want in haar woonkamer staan twee laptops: ‘Ik sta permanent in verbinding met de wereld’. Van een almaar kleiner wordend bestaan is geen sprake: ‘Via dronebeelden kan ik de houtkap in West-Australië volgen’, vertelt ze enthousiast. Dat is belangrijk in haar rol als toezichthouder bij FSC (Forest Stewardship Council), een organisatie die vanuit Bonn tegen ontbossing strijdt. Ook Milieudefensie en Friends of the Earth maken van haar diensten gebruik: ‘Ik ben op de top van mijn loopbaan.’

Ze maakt werkdagen van zes uur, zes dagen per week, gewijd aan oneindig veel milieuproblemen: ‘Ik word voortdurend gevraagd me ergens tegenaan te bemoeien.’

Dat doet ze geregeld met succes, zoals blijkt uit een importverbod op Australisch hardhout en een reeks andere overwinningen. De resterende tijd besteedt ze aan het wel en wee van haar vier dochters, inmiddels zeventigers, die haar op hun beurt ondersteunen. Rustig op de bank zitten lukt haar nog niet: ‘Ik wil dolgraag eens gewoon een boek lezen, dat mis ik wel in mijn leven. Die rust is er niet.’

Acht jaar geleden kreeg ze de diagnose huidkanker – een verlaat effect van de Australische zon waar ze van 1947 tot 1970 onder verkeerde. Van haar ziekte is ze geen moment onder de indruk geweest. Om zichzelf lachend: ‘Ik heb geen tijd om dood te gaan.’

Wat is in uw jeugd vormend geweest?

‘Ik ben trots op waar ik vandaan kom. Voor mij begint dat bij mijn grootouders van vaderskant. Die waren erg verschillend – er wordt wel gezegd dat ik een mengeling van beiden ben. Mijn grootmoeder was Duits – een warm, leuk en vrolijk mens met wie we vooral spelletjes deden. Bij mijn grootvader kon er geen lachje af. Hij was deftig, bij hem kwam je op audiëntie. Hij heeft veel gepresteerd en had een intellectuele kant.

‘Mijn moeder kwam uit een veel minder deftig milieu, ambachtslieden. Ze leerde ons: ‘Bemin je naasten gelijk jezelf.’ Verder wilde ze vooral dat we zo hoog mogelijk werden opgeleid. We moesten Vondel lezen en onze talen leren – iedere week hadden we een Engelse, Duitse en Franse dag. Ze hield ons onder de duim. Mijn vader niet. Hij was vertegenwoordiger, maar vooral zeer geestig, een en al theater. Een fantastische vader.

‘We vormden een katholiek gezin – het was best streng, iedere zondag gingen we naar de kerk. Maar ik had een gelukkige jeugd. We speelden veel buiten: diefje met verlos, boompje verwisselen, voetballen op straat.’