Vergroent de Rotterdamse haven wel echt? ‘Winst maakt blind’

Vopak Africa Haven // Port of Amsterdam” by Merlijn Hoek is licensed under CC BY-NC-ND 2.0

Harry Geerlings, vertrekkend hoogleraar mobiliteit Om de haven toekomstbestendig te maken, moet deze zo snel mogelijk afstappen van fossiele brandstoffen, zegt hoogleraar Harry Geerlings. „Het bedrijfsleven zit al dertig jaar op zijn handen.”

Al decennia lang weet de Rotterdamse haven dat zij moet afkicken van fossiele brandstoffen. Maar tot op heden is dat mislukt. De miljardenwinsten, zeker die van de laatste jaren, maken energieconcerns en containerterminals blind voor de „desastreuze effecten van het gebruik van fossiele brandstoffen op het klimaat”.

Dat stelt Harry Geerlings, hoogleraar governance van duurzame mobiliteit. Havenhoogleraar Geerlings nam vorige maand afscheid van de Erasmus Universiteit Rotterdam, na een wetenschappelijke loopbaan van 35 jaar. Dat deed hij met een indringend afscheidscollege, waarin hij stelde: „Al dertig jaar is er sprake van ontkenning van het klimaatprobleem. En soms zelfs van bewuste tegenwerking van klimaatinitiatieven. Daardoor zijn dertig kostbare jaren verloren gegaan om de haven toekomstbestendig te maken.”

Een paar dagen voor zijn afscheidscollege blikt Harry Geerlings terug op de moeizame transitie naar duurzame energie in de Rotterdamse haven. Voor het interview heeft hij de bestuurskamer gereserveerd van de voormalige gemeentebibliotheek in het centrum van Rotterdam. Paars glas-in-lood in de ramen, marmeren tegels op de vloer, sierlijk houtsnijwerk op de wanden. Het statige art deco-pand huisvest nu het Erasmus University College, onderdeel van de EUR.

Harry Geerlings (Vlaardingen, 1956) is per 10 februari emeritus hoogleraar bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR).
Na zijn studie sociale geografie en planologie (VU Amsterdam) promoveerde hij daar tevens in de economie.
Sinds ruim 30 jaar houdt hij zich bezig met duurzaamheid en de vraag hoe de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen kan worden verminderd.

„Al dertig jaar zit het bedrijfsleven te veel op zijn handen en is men te weinig pro-actief als het gaat om het anticiperen op de nieuwe toekomst”, stelt Geerlings. Hij verpakt zijn harde kritiek in zacht gesproken zinnen. „Aan geld ontbreekt het niet. Ik hoorde laatst van een topman op een congres zijn argument om niet te vergroenen: ‘Het komt ons nu even niet uit’. Ik stond werkelijk perplex.”

Het gemeenschaps-gevoel waarin Rotterdam traditioneel uitblonk, is langzaam aan het verdwijnen

Harry Geerlings, vertrekkend hoogleraar bestuurskunde EUR

Geen behoefte aan economen

Al decennia hamert Geerlings op het belang van een groene energietransitie in Rotterdam. In de jaren negentig wees hij in wetenschappelijke artikelen op de noodzakelijke overstap naar duurzame energiebronnen en het belang om vroegtijdig de organisatie in de haven daarop in te richten.

Na een kritische column in Nieuwsblad Transport (NT, 2019) werd hij jarenlang niet meer uitgenodigd voor de nieuwjaarsreceptie van de Rotterdamse vereniging van havenbedrijven.

In het vakblad had hij geschreven dat leiderschap, urgentie en concrete acties ontbreken bij de energietransitie in de haven. Daarop beet de toenmalige voorman van de bedrijvenvereniging hem toe: „Dit soort economen hebben wij niet nodig in Rotterdam.” Geerlings, lachend: „En ik ben niet eens econoom, maar bestuurskundige.”

Hij geeft als voorbeeld de waterstoffabriek die Shell bouwt op de Tweede Maasvlakte. „De grootste van Europa. Die wordt gezien als schoolvoorbeeld van de energietransitie. Maar die fabriek levert straks slechts 20 procent van de waterstof die de eigen raffinaderij nodig heeft. De uitdaging waar we voor staan is enorm.”

Winsten niet naar milieu

Van de bijna 37 miljard euro winst die Shell vorig jaar haalde, constateert Geerlings, keert het bedrijf twee derde uit aan de aandeelhouders en steekt het 3,5 miljard in verduurzaming. „Dat zou omgekeerd moeten zijn.”

Niet alleen het bedrijfsleven moet eraan geloven. Geerlings heeft ook kritiek op het Havenbedrijf Rotterdam, de gemeente en de vakbonden.

Het Havenbedrijf ontplooit weliswaar duurzame plannen, zoals de opslag van CO2 in het bekritiseerde en vanwege de stikstofcrisis uitgestelde Porthos-project en groene walstroom voor schepen in de haven. Maar het bedrijfsleven stelt volgens hem veel te weinig tegenover zulke ‘kadootjes’. De belastingbetaler staat garant voor de investeringen, terwijl de bedrijven de CO2 produceren.

Dan de stad Rotterdam. „De rol van de gemeente is te beperkt”, zegt hij. „Haven en stad zijn uit elkaar gegroeid. Terwijl er veel gemeenschappelijke belangen zijn: werkgelegenheid, bereikbaar, luchtkwaliteit. Helaas is de [omgevingsdienst] DCMR Milieudienst Rijnmond, in de jaren zeventig en tachtig het paradepaardje in milieuregelgeving en -handhaving, na de Odfjell-affaire bewust gedegradeerd tot een tandeloze tijger.”

Die affaire uit 2012 draaide om ernstige tekortkomingen bij het Noorse tankopslagbedrijf Odfjell in de Botlek op het gebied van onderhoud en veiligheid. Grote hoeveelheden van de kankerverwekkende stof benzeen lekten weg en er was explosiegevaar voor de directe omgeving. Handhaving van luchtkwaliteit is volgens Geerlings nog steeds een gevoelig dossier. „En voor de laatste sleutelpartij, de vakbonden, lijkt het borgen van de werkgelegenheid en arbeidsvoorwaarden het belangrijkste aandachtspunt”, zegt hij. „Dat is een zeer beperkte taakopvatting. Het lijkt welhaast een one-issuepartij geworden.”

De tijd dringt, zegt Geerlings. Volgens hem kunnen we niet langer wachten totdat bedrijven uit zichzelf gaan verduurzamen. „Daarvoor is het al te laat.” Illustratief noemt hij het feit dat volgens hem nog geen enkel Rotterdams bedrijf afspraken heeft gemaakt met het ministerie van Economische Zaken en Klimaat over te reduceren emissies en daaraan gekoppelde financiële ondersteuning. Tata Steel, een van de grootste uitstoters van Nederland, heeft dat al wel gedaan.

Het risico bestaat dat we in Rotterdam onze unieke geopolitieke en economische positie verspelen

Harry Geerlings, vertrekkend hoogleraar bestuurskunde EUR

De energiesector en de industrie in het Rotterdamse havengebied zijn er niet vrijwillig in geslaagd de CO2-uitstoot terug te dringen, zegt Geerlings. Met 23,4 megaton was die in 2021 14 procent van het Nederlandse totaal. Onder meer door de hoge gasprijs en meer draaiuren voor kolencentrales, steeg de CO2-uitstoot in de haven in 2021 met 4,4 procent.

„Op vrijwillige basis is veel te weinig bereikt. De opgave is inmiddels zo groot, en de tijd zo kort, dat elk bedrijf nu moet worden gehouden aan een leveringsplicht. Die plicht moet worden gecontroleerd.”

Gemeenschapsgevoel

„Hoe kan het toch”, vraagt Geerlings zich hardop af, „dat een haven die zo afhankelijk is van energie, en al jarenlang financieel-economisch uitermate goed presteert, tot op heden zo weinig kracht weet te mobiliseren om haar eigen toekomstige bedrijfsmodel zeker te stellen?”

De passiviteit die Geerlings signaleert komt met name door de miljardenwinsten die gas- en olieconcerns, rederijen en containerterminals de laatste jaren behaalde. „Winst maakt blind. Maar graaf je dieper, dan komt het ook doordat het gemeenschapsgevoel waarin Rotterdam traditioneel uitblonk, langzaam aan het verdwijnen is.” Zonder samenwerking geen succesvolle energietransitie.

In zijn afscheidscollege beschrijft de hoogleraar hoe het gemeenschapsgevoel vroeger sterker was in Rotterdam. Samen bouwden de belanghebbenden de haven uit tot de ‘mainport’ van nu.

Geerlings onderscheidt drie transitiefases in het ‘leven’ van de haven: de overgang naar kolen voor de Tweede Wereldoorlog, die naar olie en gas vanaf de jaren vijftig, en nu naar groene energie.

De ‘kolenperiode’ was de tijd van de havenbaronnen. Die hadden niet alleen aandacht voor het eigenbelang van hun familiebedrijven, maar zij investeerden ook in de stad.

Geerlings noemt specifiek Daniël George ‘DG’ van Beuningen (1877-1955) van de Rotterdamse tak van SHV, ooit begonnen als de Steenkolen Handels Vereeniging. De havenbaron – „destijds nog een eretitel” – liet in de stad onder meer voetbalstadion De Kuip en het Havenziekenhuis bouwen.

‘DG’ stond ook aan de basis van de Nederlandse Handels-Hoogeschool, voorloper van de Erasmus Universiteit. En hij is medenaamgever van Museum Boijmans Van Beuningen, dat een deel van zijn unieke kunstcollectie herbergt.