Een bestaansminimum vinden we normaal, waarom zou er geen maximum kunnen zijn?
Deze krant had afgelopen week een interessant stuk over het zogenaamde ‘limitarisme’. Die filosofische stroming wil een bovengrens aan wat een individu kan bezitten; méér dan nodig is voor een ‘volledig florerend leven’ achten zij moreel onaanvaardbaar en schadelijk voor de maatschappij. De reacties waren uit te tekenen – ‘communistische onzin’, en ‘dan verhuizen de rijken’. Meestal van dezelfde mensen die klagen over ‘de elite’ die ‘hun alles afpakt’, maar dus wel braaf de marketing en chantage van de financiële elite napraten.
Toch verdient een vermogensmaximum een serieus debat. We vinden het immers volstrekt normaal dat er een bestaansminimum is; waarom zou een bestaansmaximum dan zo raar zijn? Het is volstrekt helder dat de concentratie van vermogen schadelijk is voor de samenleving. Niet alleen doordat anderen daardoor te weinig hebben, maar ook omdat rijken disproportioneel bijdragen aan de klimaatcrisis.
Het is een misvatting om te denken dat een bestaansmaximum alleen over herverdeling en ‘afpakken’ zou gaan. Integendeel, het gaat minstens zoveel om innovatie en efficiëntie. De gecorrumpeerde versie van het kapitalisme waarmee we nu opgescheept zitten zorgt voor een ongelijk speelveld, onkraakbare monopolies en ongezonde machtsconcentraties. Een vermogensmaximum geeft anderen óók een kans. Bovendien; 99 procent van de ondernemers die ik ooit sprak, zegt niet te ondernemen om het geld. Nou, dat komt dan goed uit.
Serieuze discussies over ongelijkheid hebben een bijkomend belang. De ongelijkheid tussen arm en rijk wordt in Nederland ervaren als de sterkste bron van sociaal conflict, maar we horen extreem-rechts er nooit over. Dat is namelijk niet geïnteresseerd in economisch beleid dat de gewone man wijzer maakt. De mensen moeten boos blijven, want zonder woede heeft de populist geen boekje of partij. Ongelijkheid is aldus dé lakmoesproef voor elke populist: wie vóór de huidige, ongelimiteerde vorm van kapitalisme is, is dus ongeloofwaardig als man van volk.