Voorrang geven aan statushouders bij de toewijzing van sociale huurwoningen is volgens het College voor de Rechten van de Mens geen discriminatie. De gemeente Utrecht stelde vanaf 1 augustus een periode van zes weken in waarin sociale huurwoningen werden toegewezen aan statushouders, om zo het verplichte aantal te kunnen huisvesten.
De gemeente Utrecht moest dit jaar 650 statushouders huisvesten. Vanwege de asielcrisis drong de overheid aan om de huisvesting te versnellen. Daarom werd de versnellingsprocedure in het leven geroepen, waarin de gemeente zes weken lang sociale huurwoningen toewees aan statushouders.
Dat is volgens het mensenrechtencollege “toelaatbaar”. “Er wordt weliswaar onderscheid gemaakt tussen mensen, maar er is geen sprake van discriminatie”, schrijft het college.
In sommige gevallen is zulk onderscheid volgens het mensenrechtencollege toegestaan, bijvoorbeeld als een belangrijk doel moet worden gehaald en de maatregelen noodzakelijk zijn. Het college stelt dat het huisvesten van deze statushouders in de gemeente Utrecht belangrijk genoeg was om de procedure in te stellen.
“Met de procedure wordt niet alleen bijgedragen aan het verminderen van de asielcrisis, maar ook aan het verbeteren van mensenrechten”, schrijft het college. Binnen de procedure werd wel rekening gehouden met mensen in noodsituaties en mensen met een urgentieverklaring. Zodra het doel was bereikt, werd de maatregel beëindigd.