De eigen bijdrage voor huishoudelijke hulp wordt weer afhankelijk van het inkomen van de hulpbehoevende, heeft de ministerraad vrijdag besloten. Vanaf 2025 wordt het inkomen meegewogen bij de vaststelling van de hoogte van de eigen bijdrage.
Tot 2020 werd de hoogte van de eigen bijdrage voor alle voorzieningen die onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) vallen, gebaseerd op de hoogte van het inkomen van de hulpbehoevende. Het gaat daarbij onder meer om huishoudelijke hulp en woningaanpassingen.
Sindsdien is die regel losgelaten en betaalt iedereen hetzelfde tarief van maximaal 19 euro per maand; het zogeheten Wmo-abonnementstarief. De invoering van deze inkomensonafhankelijke eigen bijdrage leidde al snel tot een enorme toename van met name het aantal aanvragen voor huishoudelijke hulp.
Veel mensen die deze hulp makkelijk zelf kunnen betalen – en op eigen kosten een hulp hadden geregeld – kozen voor deze goedkope oplossing. De kosten voor gemeenten, die deze hulp regelen en betalen, rezen al snel de pan uit. Door de forse toename van het aantal aanvragen ontstonden daarnaast wachtlijsten voor huishoudelijke hulp. Dit ging en gaat ten koste van onder meer de mensen die de hulp echt nodig hebben, maar deze niet zelf kunnen betalen.