Kernenergie klinkt mooi, maar kan ook politieke luiheid in de hand werken
COMMENTAAR NRC
Nieuwe kerncentrales
Atoomenergie, wie is er nog tegen? In Den Haag bijna niemand meer, lijkt het wel. Kernenergie was al een jaar of vijf bezig aan een comeback in het publieke debat, maar in de aanloop naar deze parlementsverkiezingen geldt het meer dan ooit als een vanzelfsprekendheid. Veruit de meeste politieke partijen zijn tegenwoordig vóór. Partijen die nog tegen zijn, zoals GroenLinks-PvdA, de SP en de Partij voor de Dieren, worden weggezet als wereldvreemd en schijnheilig, want zouden in de strijd tegen de klimaatopwarming niet álle beschikbare middelen moeten worden omarmd, ook de bij linkse partijen wat minder populaire? Van breed maatschappelijk verzet tegen kernenergie, zoals in de jaren tachtig, is al volstrekt geen sprake meer.
Toegegeven: de klimaatcrisis is al zo groot dat het waarschijnlijk een goed idee is om alle energievormen die de problemen kunnen verzachten in overweging te nemen. Het tegengaan van klimaatverandering zou ook gebaat zijn bij minder destructieve consumptiepatronen, maar juist op dat vlak zijn de voortekenen niet erg hoopgevend. Zo is de drukte op vliegvelden groter dan voor de coronacrisis, en voor de afschaffing van subsidies op kerosine – wat vliegen minder aantrekkelijk zou maken – gaan de handen in Den Haag beduidend minder snel op elkaar. De Raad van de State concludeerde deze week dat het kabinet „te optimistisch” is over de haalbaarheid van klimaatdoelen.
Tegelijkertijd is het maar zeer de vraag of een paar nieuwe kerncentrales in Nederland wel het verschil gaan maken. Op korte termijn waarschijnlijk niet: in het beste geval, als echt alles meezit, zou Nederland in min of meer een decennium twee nieuwe, operationele kerncentrales rijker kunnen zijn. Vorig jaar schreef het kabinet dat de bouw in 2035 afgerond kan zijn. Vorige week zei directeur Carlo Wolters van kerncentrale EPZ in Borssele tegen de Provinciale Zeeuwse Courant dat volgens hem 2031 ook haalbaar is.
Dat klinkt mooi, maar het bouwen van kerncentrales kan, zo leert het verleden, notoir grillig verlopen. En het zou niet de eerste keer zijn dat een centrale veel later wordt opgeleverd dan gehoopt, als gevolg van tegenvallende financiering, moeizame vergunningverlening, maatschappelijke onrust of een combinatie van die drie. Veel experts denken dat 20 jaar oplevertijd veel realistischer is, dus voor het halen van door Nederland zelf omarmde klimaatdoelen in 2030 en 2040 zou dit allemaal te laat komen.
En dan zijn er nog de nadelen die aan kernenergie kleven. Om te beginnen het kernafval, waar nog generaties lang op gepast zal moeten worden. De vraag is ook of Nederland niet te klein is voor een dusdanige concentratie van kerncentrales – in andere landen staan ze niet voor niets vaak in legere gebieden. Kerncentrales zelf zijn steeds veiliger, maar potentieel ook kwetsbaar. De door Rusland bezette centrale in het Oekraïense Zaporizja is nu niets minder dan een wapen geworden. Door het leeglopen van de Dnipro-rivier ontstond een acuut koelwaterprobleem. Dat lijkt allemaal ver weg, maar in Frankrijk, kampioen kernenergie, moest de stroomproductie van kerncentrales vorig jaar noodgedwongen worden teruggeschroefd, door hitte en droogte, en een tekort aan koelwater. Frankrijk is ook al jaren bezig met het verkleinen van de afhankelijkheid van Nigerese uraniummijnen, vanwege onrust in de regio – recent was er in Niger een staatsgreep.
Kernenergie vereist ook in eigen land politieke langetermijnvisie en voorspelbaarheid. In Frankrijk schortte het hieraan, en moesten in de afgelopen jaren tientallen reactoren worden stilgelegd door achterstallig onderhoud en corrosie. In Duitsland werd na het ongeluk met de kerncentrale in het Japanse Fukushima in 2011 radicaal gebroken met kernenergie, wat niet alleen voor problemen zorgde in Duitsland zelf, maar ook in omringende landen. Zomaar van mening veranderen over kernenergie kan niet. Het is een langjarige verbintenis.
Het belangrijkste bezwaar tegen kernenergie is echter de politieke luiheid die het kan veroorzaken. Wie nu beweert dat kernenergie kan helpen bij het halen van klimaatdoelen over tien of twintig jaar zegt eigenlijk: we hoeven nu niet zoveel te doen, want straks maken we een inhaalslag. Het in Den Haag veelgehoorde argument dat kernstroom kan dienen als ‘back-up’ op momenten dat het niet waait en de zon niet schijnt, is onzin. Daarvoor is de elektriciteit te duur en is zo’n centrale niet zomaar aan en uit te schakelen. Kernenergie is niet bij voorbaat een slecht idee, in de totale energiemix kan het best een bijdrage leveren aan een schonere wereld. Maar het kan ook de vaart halen uit andere ontwikkelingen, zoals zonne- en windenergie, het verminderen van de energieconsumptie, of uit cruciale hervormingen in bijvoorbeeld landbouw en transport.