100-Jarigen: ‘Degene die ik nu het meeste mis, is Mia. Ik leerde haar vier jaar geleden kennen’
Wim Wolters is 100 jaar. Hoe kijkt deze technisch tekenaar aan tegen de eeuw die achter hem ligt en waar geniet hij van?
Wim Wolters heeft een stalen geheugen, twee rechterhanden en is een man van netheid en precisie. Zelfs de flacon afwasmiddel in zijn keuken heeft een eigen plankje aan de muur. ‘Als ik niet zo precies was geweest, was ik nooit chef van de tekenkamer bij Philips geworden’, zegt de 100-jarige.
Wat vindt u de grootste verandering van de afgelopen eeuw?
‘Het aanbreken van het digitale tijdperk. Dat heb ik op mijn werk op het randje meegemaakt, net voor mijn pensioen bij Philips kwam de eerste computer, 100 bij 150 centimeter groot. Ik ben er niet zo handig mee als mijn kinderen, dat geef ik onmiddellijk toe. Het frustreert mij dat ik niet overweg kan met zo’n handcomputertje. Ik heb mijn kinderen opgevoed, maar nu word ik door hen overvleugeld, zo is het niet bedoeld.’
[…]
Aan welke periode in uw leven denkt u nog vaak terug?
‘Ik was 18 jaar toen de oorlog uitbrak. Ik moest werken in Duitsland, dat was niet tegen te houden. Daar gebeurde iets vreemds. Ik moest mijn naam opgeven: Wilhelmus Wolters. Die achternaam kwam in Noordrijn-Westfalen veel voor. Daardoor viel ik in de klasse Deutsche Verwandtschaft. Dan moest je ook werken, maar werd je ondergebracht in een Duits gezin, en verplicht Duits te leren.
[…]
Kwam u verduitst terug in Nederland, en werd u daarop aangekeken?
[…]
‘Toen een van mijn Duitse zusjes, Elfriede, een paar jaar na de oorlog mij met haar vriend kwam opzoeken, vloog ze mij om de hals en praatte honderduit. Ze vroeg of ze konden blijven logeren. Mijn vrouw zei tegen mij: ‘Je kunt doen wat je wil, maar er komen hier geen rotmoffen in huis.’ Ik belde mijn vader, gelukkig konden ze bij hem overnachten. Een paar jaar later, toen Elfriede ging trouwen en een uitnodiging stuurde, zei mijn vrouw: ‘Als je gaat, hoef je niet terug te komen.’ Als we geen kinderen hadden gehad, had ik het risico durven nemen.
‘Mijn Duitse tijd kun je niet uitvlakken. Ik had het goed in het gezin, het waren heel gewone mensen en de vrouw was als een moeder voor mij. Ze moesten niets hebben van de nazi’s. Ik heb ervaren dat er ook goede Duitsers zijn, maar in Nederland bleven alle Duitsers rotmoffen.’
In wat voor gezin bent u opgegroeid?
‘Mijn vader kwam van de Veluwe en was Nederlands-hervormd, mijn moeder kwam van de bible belt en was streng gereformeerd. Zij bepaalde dat we naar een ‘school met de bijbel’ gingen. Daar moesten we elke week een psalm uit ons hoofd leren en maandagochtend opzeggen in de klas. Ik begreep vaak niks van die teksten. Neem psalm 82: ‘Het hijgend hert der jacht ontkomen schreeuwt niet sterker naar het genot van de frisse waterstroom dan mijn ziel verlangt naar God.’
[….]
Wie is uw grote liefde?
‘Dat is heel moeilijk te beantwoorden. Degene die ik het meeste mis op het ogenblik is Mia. Ik leerde haar vier jaar geleden kennen, ze was nieuw in dit wooncomplex, struikelde bij de lift en zo raakten we aan de praat. Het klikte en we kregen een relatie. Als we naar buiten gingen, holden we als twee dolle honden achter elkaar aan, zo verliefd waren we. Vier jaar lang heb ik mantelzorg voor haar gedaan, van vroeg in de ochtend tot laat in de avond. Ze kreeg alzheimer. Drie weken geleden is ze verhuisd naar een verpleeghuis in Breda. Ik begrijp niet goed waarom ze daarmee heeft ingestemd. Mijn dochter zegt dat het komt door haar ziekte.’
Van welke vrouw heeft u het meest gehouden?
‘Vijf jaar nadat ik alleen was komen te staan – mijn vrouw Nettie overleed in 1982 aan kanker, een rottijd – heb ik Jet ontmoet. Met haar heb ik twaalf jaar een relatie gehad, een heel goede relatie. Jet was geen knappe vrouw, maar ze kon koken als de beste! Daar was ze heel precies in. Als ze aardappels bakte, waren alle schijfjes even dik. Als ik vroeg of ze de schijfjes niet moest omdraaien, zei ze: ‘Nee, want de bruinage is nog niet in orde.’ Ik was erbij toen ze stierf. Ik hielp haar met soep eten toen ik iets in haar gezicht zag veranderen – een moment later was ze dood.’
Hoe bent u met tegenslagen omgegaan, zoals het verlies van de vrouwen die u liefhad?
‘Ik heb ook nog Thérèse gehad, na Jet. Tegenslagen vang ik wel op. Dat doe ik meestal verstandelijk. Ik pak een foto van Mia, kijk daar een tijdje naar en wens dat ze weer naast mij op de bank zit. Mijn verstand weet dat als je alzheimer hebt, het steeds slechter gaat. Er zit dus niks anders op dan mij erbij neer te leggen dat ik Mia moet loslaten.’
[…]
WIM WOLTERS
- geboren: 15 juni 1923 in Tilburg
- woont: zelfstandig, in Goirle
- beroep: technisch tekenaar
- familie: twee kinderen, drie kleinkinderen, zes achterkleinkinderen
- weduwnaar: sinds 1982