Zadie Smith: ‘Zo veel progressieve schrijvers zijn uit frustratie naar rechts opgeschoven. Dat gaat mij niet gebeuren’

Zadie Smith: White Teeth” by Wolf Gang is licensed under CC BY-SA 2.0
Zadie Smith by Internaz is licensed under CC BY-NC-SA 2.0

Joost de Vries interviewt Zadie Smith

Vysotsky (Wikimedia), CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons

In Dood en levend staat uw essay over Tár, Todd Fields voor een Oscar genomineerde film over een grensoverschrijdende dirigent, gespeeld door Cate Blanchett. U ziet het debat rond veiligheid als een generatiebotsing.

‘Dat generaties botsen is zo oud als de tijd. De vraag is dan: waarom worden die botsingen nu zo giftig? Voor mij is het antwoord economisch. Toen wij kinderen waren, hoorden we onze ouders praten over Woodstock, vrije seks, of hoe ze voor burgerrechten vochten. Wij dachten: oké cool, mam, hou maar op. Maar stiekem keken we wel naar ze op, stiekem vonden we hun muziek wel tof, luisterden we keurig op volgorde naar alle Beatles-albums. Waarom? Omdat we goede banen zouden krijgen, goede huizen. We hadden niet het gevoel dat ze iets van ons hadden afgenomen.

‘Nu is er een generatie die zegt: wacht eens. Het klimaat, verpest. De politiek, verneukt. De economie, opgeblazen – allemaal door bankiers van mijn leeftijd. Het punt is: wanneer je diep in de loopgraven van een generatieconflict duikt, krijgt dat een grappige ironie, want ook jij wordt uiteindelijk oud. Dus als politiek verhaal werkt generatiestrijd niet, want voor je het weet ben je van middelbare leeftijd, Joost.’ (Lacht me uit.)

‘Ik dacht echt dat millennials, de generatie na mij, sociale gelijkwaardigheid naar zich toe zouden trekken. Maar millennials krijgen nu kinderen – en die willen ze naar de beste en dus witte scholen sturen. Ze willen de erfenis van hun ouders toch veiligstellen. Ik bedoel: je kunt niet denken dat jouw generatie het wel opknapt. Er moeten wetten en structuren komen die dat afdwingen.’

Uw spraakmakendste essay in Dood en levend heet ‘Sjibbolet’ en gaat over de vernietigingsoorlog van Israël tegen Gaza. Er ontstond – bij pro-Palestijnse activisten – online een enorme woede over. Waarom, denkt u?

‘Soms vraag ik me af of mensen nog kunnen lezen, en ik vraag me af of dat komt doordat het stuk online stond. In mijn essay heb ik het over Israëls vernietigingsoorlog, maar noem ik ook de ruim elfhonderd slachtoffers die Hamas maakte op 7 oktober. Voor sommige activisten online is het alsof ik daarmee Israëls tienduizenden doden goedpraat. Alsof ik het gelijkschakel. Natuurlijk doe ik dat niet. Hoe kun je dat denken?

‘Mijn broer zei laatst tegen me: je moet het expliciet maken, zo werkt internetlogica, die duldt geen nuance of dubbelzinnigheid. Jij moet zeggen: ‘Elfhonderd Israëlische doden is niet hetzelfde als tienduizenden Gazaanse doden.’

Waar mensen boos om waren, was dat u het woord ‘genocide’ niet wilde gebruiken. ‘Genocide’ is het sjibbolet uit de titel; het woord dat je moet uitspreken om te laten zien dat je erbij hoort.

‘Ik wilde op dat moment het woord niet gebruiken, want ik wil dat Israëliërs en Palestijnen in een staat gelijkwaardig en vrij naast elkaar kunnen leven. Ik ken veel Israëliërs die dat ook willen, die willen dat de oorlog ophoudt – en ik wist dat als je de oorlog een genocide noemt, je de band met die mensen afsnijdt, en die mensen heb je ook nodig.Quote van .

‘Een van de grootste ijdelheden van het moment is zeggen dat je aan de goede kant van de geschiedenis staat’

‘Verder zeg ik in het essay alles wat andere activisten ook zeggen. Ik roep op tot een staakt-het-vuren, ik zeg dat we niet langer de criminele Israëlische oorlogsmachine moeten steunen. Maar zolang ik dat woord niet gebruik, doet men alsof mijn steun niet telt. En dat is gekmakend. Alsof het politieke debat alleen draait om: welk woord gebruik jij, waar sta jij?

‘Inmiddels zijn er internationale onderzoeken geweest, hebben mensenrechtenadvocaten geconcludeerd dat het een genocide is. En dat is de waarheid.’