Hennie van der Most investeerde tientallen miljoenen in zijn Rotterdamse pretpark, dat mogelijk nooit opengaat

Joris, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons

Rivoli Rotterdam Al dertien jaar bouwt de roemruchte ondernemer aan een attractiepark in Rotterdam-Zuid. Maar na de opening keer op keer te hebben moeten uitstellen, is zijn geld op en vindt de gemeente dat haar geduld lang genoeg op de proef is gesteld.

Hennie van der Most vindt het nog steeds een goed idee: een 850 meter lange glijbaan, dwars door de reusachtige fabriekshal. Met de lift veertig meter omhoog, vanaf daar in een bobslee zoevend naar beneden, om vervolgens weer voet aan de grond te zetten op het terrein van de omgebouwde afvalcentrale in Rotterdam-Zuid.

Kan niet, zei de brandweer. Hij had er geen rekening mee gehouden dat om de 25 meter een toegang naar de nooduitgang moest worden aangebracht.

Bij een maquette in zijn kantoortje op het terrein deelt Van der Most zijn nieuwe ingeving. Hij had nog 250 badkamers liggen – op de kop getikt met de koop van een cruiseschip – waar hij iets mee moest. En dus wil hij in de oude fabriek nu naast het pretpark ook een indoor-camping aanleggen, met een „uitstraling alsof je in de jungle bent”.

Lijkenpikkers

Hoe het nu verder gaat, kan Van der Most zelf ook niet zeggen. Hier en daar loopt nog een bouwvakker over het terrein om te voorkomen dat de boel verder achteruit gaat, verder liggen de werkzaamheden stil. Maar tot de erfpacht over vijf jaar afloopt, kan de gemeente de pretparkbouwer weinig maken.

Zelf wil hij niets weten van de kritiek. Natuurlijk: hij is weleens „naïef” geweest. Maar hij gaat niet in op de vraag wat hij met terugwerkende kracht anders had gedaan. „Dat is de koe in de kont kijken.”

Van der Most is in de tussentijd in elk geval niet van plan om ook maar een duimbreed te wijken. „Ik ben 75, dit is mijn levenswerk. Ik wil er iets moois van maken en het overdragen aan een goede partij. Niet aan lijkenpikkers, die zitten er ook tussen. Die denken: Most zit verlegen om geld, dan koop ik het voor weinig.”

Hij gelooft nog steeds dat het kán. Of beter: dat het gaat gebeuren. „Natuurlijk gaat het park door. Ik ga toch geen 50 miljoen verbrassen?”