Boerenland vergroenen? Ho, ho, dat gaat zomaar niet
Agro-ecologische pioniers en natuurherstellers lopen aan tegen een muur van regels en belangen. Dat vertraagt de groene transitie nogal. „Het is zo frustrerend dat ik me bijna afvraag of ik hiermee wel wil doorgaan.”
Bijna anderhalf jaar geleden begon Johannes Regelink met De Patrijs, een ‘agro-ecologische burgerboerderij’, op een stuk land bij het Gelderse Lochem. Op de plek van een traditionele melkveehouderij wil hij, onder meer gefinancierd uit crowdfunding, een nieuw soort boerderij opbouwen die beter is voor bodem, biodiversiteit en omgeving. Vanuit de ambitie: „In alles wat we doen, werken we met de natuur mee en laten haar voor ons werken. We zorgen zo voor gezond eten en herstellen tegelijkertijd ook de bodem, werken aan een rijke biodiversiteit, maken het landschap nóg mooier en verbinden de mens met haar voedsel.”
Wie kan daar nou tegen zijn, zou je denken. De noodzaak van een landbouwtransitie is evident, en de ecologische crisis schreeuwt om oplossingen, en dus om pioniers die nieuwe manieren van leven en werken uitproberen. Toch?
Nou, er is een probleem. Agro-ecologische boerderijen zijn vaak arbeidsintensiever. De Patrijs werkt bijvoorbeeld met strokenteelt in plaats van monoculturen van één en hetzelfde gewas, en koeien moeten er steeds op een ander stuk land grazen in plaats van telkens op hetzelfde uitgestrekte stuk weiland. Op het erf zijn daardoor meer handjes nodig, vertelt Regelink. „Dus is het eigenlijk noodzakelijk met meer mensen op de boerderij te wonen dan bij traditioneel boeren.”
En dat mag niet zomaar van de gemeente. Bij één boerenbedrijf hoort één bedrijfswoning. De gemeente Lochem is op zich bij vlagen best welwillend om te zoeken naar oplossingen, vertelt Regelink, maar het lukt al ruim een jaar niet om echt schot in de zaak te krijgen. „Enorm frustrerend, en het staat de noodzakelijke transitie ook in de weg.”