Dordtenaar geeft inkijkje in uitgestorven Nederlandse creooltaal in brief uit 1803: ‘Sensationeel!’
Het is een oud, vergeeld document in een onleesbare taal, maar voor échte kenners is de vondst van de brief uit 1803 heel spectaculair. De brief bevat namelijk zes zinnen in het Berbice-Nederlands, een inmiddels uitgestorven taal die vanaf de 17e eeuw werd gesproken in Guyana. Een Dordtenaar die daar destijds verbleef, schreef aan zijn familie en haalde de zinnen aan. Een sensationele vondst, vindt Cefas van Rossem, docent Nederlands en onderzoeker van creoolse talen.
“De ontdekker van de brief, Mark Ponte, stuurde me de zinnetjes op. Hij zei: ‘je kent ze waarschijnlijk al’, maar ik kende ze helemaal niet!” Het enthousiasme spat ervan af wanneer Van Rossem vertelt over zijn specialisme. Hij heeft maar een paar minuten tijd tussen zijn lesuren door, maar die benut hij volledig om over zijn passie te kunnen vertellen.
“Ik dacht: wow, zinnen uit 1803, dat is echt heel erg oud voor deze taal. Ouder had ik tot nu toe nog niet gezien. Ik kende vooral losse woordjes. De taal is heel erg gerelateerd aan mijn onderzoeksinteresse, dus ik zei: ik wil die zinnetjes weleens zien.”
Een buitenbeentje
“Berbice-Nederlands is ontstaan uit de communicatie tussen de Nederlandse kolonisten en de bewoners van de kolonie die Berbice heet, naar de rivier”, legt Van Rossem uit. De drie koloniën Essequibo, Demerara en Berbice, die nu samen Guyana vormen, werden in 1664 veroverd door de Nederlanders, doordat ze werden geruild voor Nieuw-Amsterdam, de stad die we nu kennen als New York.