OPINIE: Waar blijft het toekomstbeeld voor Nederland?

Windpark Borssele in Zeeland, dat sinds april 2020 stroom aan het Nederlandse energienet levert.Foto David van Dam 

Ruimtelijke ordening Nederland verandert ingrijpend en dat zou Chefsache moeten zijn, schrijft Zef Hemel. Deze woensdag staat de inrichting van het land op het stembiljet.

Nederland, een klein en dichtbevolkt land in de delta van Rijn, Maas en Schelde, staat voor een ongekend groot vraagstuk: de bestrijding van de opwarming van de aarde. In september 2021 sprak premier Rutte al over „de grote verbouwing van Nederland” en „de derde totale herinrichting van Nederland na de Tweede Wereldoorlog”. De eerste was de wederopbouw, de tweede de ruilverkavelingen van de jaren vijftig, bij de derde gaat het om stikstofreductie.

Zef Hemel is hoogleraar op de Abe Bonnema-leerstoel (Rijksuniversiteit Groningen/ TU Delft). Vrijdag 24 maart 2023 is zijn oratie in Gro-ningen.

Deze verbouwing heeft de regering als vraagstuk van het landelijk gebied aangemerkt en in handen gelegd van het ministerie van Landbouw. In werkelijkheid gaat het om veel meer en zou het Chefsache moeten zijn, een nationaal-ruimtelijk vraagstuk dat energie, infrastructuur, wonen en werken in samenhang omvat. Bovendien moet de vraag gesteld worden of wij hier op termijn nog wel kunnen blijven wonen.

Op dit moment eisen de boeren alle aandacht op in het stikstofdossier. Gelukkig is de benadering daarvan in zijn uitwerking breder. Er is een Nationaal Programma Landelijk Gebied waar provincies, waterschappen, agrarische ondernemers, grondeigenaren en grondgebruikers samenwerken aan gebiedsplannen voor herstel van bodem en water en om „meer te doen tegen klimaatverandering”. Dit programma is een zaak van het ministerie van Landbouw én de provincies. Rond 1 juli dit jaar moeten de provincies de plannen gereed hebben. Daarna volgt de uitvoering, die de gemoederen nog jaren zal verhitten. Ons platteland gaat ingrijpend op de schop.

Ook impact: de energietransitie

Maar dat is niet alles. Als het om stikstof gaat moet ook naar het (auto- en vracht)verkeer en de industrie, de bouw, de lucht-, de zee- en de scheepvaart worden gekeken. Dan is het ministerie van Economische Zaken en Klimaat aan zet. Ook de maatregelen die daar in de maak zijn zullen een grote impact op de ruimtelijke inrichting hebben.

Misschien wel de belangrijkste is de energietransitie. De elektrificatie van het autopark is al onderweg, die van het vrachtverkeer gaat moeizamer. Rond Schiphol voert het ministerie van Infrastructuur een felle strijd met de luchtvaartmaatschappijen die schonere vliegtuigen in ruil voor verdere groei beloven; luchthaven Lelystad blijft tot nader order gesloten. Ook bij de industrie wordt gezocht naar alternatieven voor fossiele brandstoffen. Kolencentrales moeten sluiten. Grootschalige aanleg van windmolenparken op zee krijgt vorm; binnen tien jaar zal zeker een kwart van de zee bestaan uit infrastructuur voor energiewinning. Zonneparken op land zullen moeten worden bijgeplaatst en in Zeeland komen kerncentrales. Allemaal zaken waardoor Nederland ingrijpend verandert.

Dezelfde spelers die de gaswinning hebben verzorgd, beloven in Eemshaven nu waterstoffabrieken te bouwen

Waar windenergie van zee aan land wordt gebracht zullen zware nieuwe hoogspanningsleidingen met hun verdeel- en wisselstations de schone elektriciteit naar het achterland moeten brengen. Nu al zien we hoe datacentra en grootschalige industrie zich bij de aanlandingspunten, tussenstations en langs de tracés van de hoogspanningsleidingen vestigen. Eemshaven zal fors worden uitgebreid, men verwacht er nieuwe datacentra en hoopt op elektrische auto- en waterstoffabrieken. Dezelfde spelers die de gaswinning hebben verzorgd, beloven daar nu waterstoffabrieken te bouwen. Zulke fabriekscomplexen zullen ook in de havengebieden van Rotterdam en Amsterdam verrijzen. Ammoniaktreinen naar en tussen deze nieuwe industriegebieden, nodig voor de opslag van waterstof, zullen extra veiligheidsrisico’s opleveren voor de aanliggende bebouwing.

Woningbouw

Dit klinkt nu nog als sciencefiction en daardoor vergeten we bijna de miljoen nieuwe woningen die aannemers, ontwikkelaars en corporaties via regionale ‘woondeals’ overal in het land beloven te zullen bouwen. Deze woonagenda is een zaak van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Niet dat de woondeals passen in de bestrijding van de opwarming van de aarde; ze bedreigen deze alleen al doordat de bouwsector met zijn voorkeur voor beton en baksteen te veel stikstof uitstoot. Door koppeling van de bouwagenda aan de infrastructuuragenda trekken de ministeries van Binnenlandse Zaken en Infrastructuur hier samen in op, maar hun inspanningen betreffen alleen de ontsluiting van de nieuwe woongebieden. Geen van beide zorgt ervoor dat woon-werkafstanden kleiner worden. Integendeel, die zullen verder groeien. Want de economie blijft in de grote steden, terwijl het wonen wordt gespreid. Daardoor kunnen we op het volgende ernstige verkeersinfarct gaan wachten.

Dat komt sneller dan gedacht. Illustratief is het bod van Noord-Nederland om langs de toekomstige Lelylijn (van Lelystad naar Groningen) liefst 220.000 woningen extra te bouwen. Zal bij een positief besluit de aanleg nog zeker twintig jaar vergen, de woningen zijn nu al nodig. Zo zullen forenzen toch voor de auto kiezen en dijt de Randstad verder uit.

Ondertussen wordt het land geconfronteerd met de na-ijleffecten van grootschalige infrastructuurwerken uit het verleden. Want zulke pakketten investeringen hebben op de lange duur een enorme ruimtelijke impact. Zo verrijzen op dit moment talrijke XXL-distributiecentra langs de achterlandverbinding in het zuiden en oosten, de Tweede Maasvlakte raakt gevuld met terminals waarbij extra overslagstations worden gebouwd bij Alblasserdam en Moerdijk, en ook langs de Betuwelijn blijven de bedrijventerreinen groeien. Deze ruimtelijke ontwikkelingen lijken uit een ander tijdperk te stammen, toen economische groei nog heilig was en alles daarvoor moest wijken. Ze staan haaks op de bestrijding van de opwarming van de aarde en ze zullen het Nederlandse landschap verder transformeren.

Zuinig zijn

Steeds duidelijker wordt dat we veel zuiniger moeten zijn op vruchtbare landbouwgrond, dat de biodiversiteit bij elk programma verslechtert, en dat transities telkens gepaard gaan met ongewenste bijeffecten. En ook: de ingrijpende verandering raakt aan de emoties van mensen. Velen begrijpen de veranderingen niet, voelen zich machteloos, haken af. Niet alle verzet is Nimby (Not In My Backyard), te gemakkelijk grijpt de centrale overheid naar doorzettingsmacht. Een geloofwaardig ruimtelijk toekomstbeeld ontbreekt.

Ronduit explosief wordt de verbouwing van het land wanneer ze door sommigen in verband wordt gebracht met bevolkingsgroei, klimaatvluchtelingen en asielzoekers. Ook die laatsten, vaak gevlucht voor droogte of oorlogsgeweld, zijn een gevolg van de opwarming van de aarde en moeten humaan worden ondergebracht. ‘Nederland is vol’ is dan een scherpe afwijzing.

Door zeespiegelstijging zullen we bij onszelf te rade moeten gaan wat we doen met Nederland op de lange termijn. Kunnen we hier wel blijven wonen? Een antwoord op die vraag gaat verder dan de derde grote verbouwing en zou door de minister-president gegeven moeten worden.

Maar laat hij eerst het beleid van alle genoemde departementen in de totale herinrichting van Nederland op elkaar gaan afstemmen, liefst in een samenhangend ruimtelijk verband, en de uitvoering niet langer aan de provincies en de gemeenten overlaten. Wie deze woensdag stemt, stemt niet alleen voor Provinciale Staten, maar ook voor het landschap, overleven, en de continuïteit van een beschaving.