Opinie: In de houdbare landbouw zijn niet minder, maar méér boeren nodig

Weg met de koeien, laat water toe op grasland en schakel over op de teelt van olifantsgras, lisdodde, vlas en hennep. Welzeker heeft de Nederlandse landbouw toekomst. En wel op een manier dat ook de nationale woningbouw ermee is gediend, betoogt René Didde.

Het gaat al jaren over stikstof en de aantasting van natuurgebieden, maar eigenlijk gaat het over de houdbaarheid van de hele landbouw. In plaats van steeds in een kramp te schieten zoals ook weer na de recente verkiezingen, zou het de politiek sieren eindelijk eens richting te geven aan een meer duurzame landbouw. Provincies en waterschappen moeten het voortouw maar nemen.

Het mooie is namelijk dat zij de kans hebben om verschillende hoofdpijndossiers vlot te trekken. Zij kunnen de koers uitzetten naar een landbouw zonder stikstofcrisis én het land tegelijk weerbaar maken tegen extremer weer met meer droogte en vaker wateroverlast. En ook de energietransitie kan deels meeliften.

OVER DE AUTEUR:

René Didde is journalist en auteur van Nederland Droogteland.

Dit is een ingezonden bijdrage, die niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de Volkskrant reflecteert. Lees hier meer over ons beleid aangaande opiniestukken.

Hoe? Begin in de gebieden met de grootste stikstofproblemen bij natuurgebieden. Koop daar de boeren niet uit, maar verleid ze om op hun laagste landbouwpercelen nieuwe bedrijfsvormen te starten. Uitgangspunt op die laagste percelen is het waterpeil daar niet zoals voorheen laag te houden, maar juist omhoog te brengen. De aangrenzende natuur profiteert meteen van meer water en minder stikstof. Er gaan koeien (en kippen en kalveren) weg, en de boer verliest grasland. Maar hij genereert daar wel andere inkomstenbronnen.

Allereerst krijgt de boer een goede vergoeding. Niet eenmalig, maar structureel voor de waterberging die hij op de diepste percelen inricht. In tijden van langdurige regen of bij hoosbuien helpt het waterschap de boer om daar regenwater op te slaan. In tijden van droogte zingen hij en zijn omgeving het langer uit, zoals de waterhouderij van waterschap Aa en Maas in Noord-Brabant bewijst.

Drassige grond

Voorts laat de boer ook op de aangrenzende percelen zijn zware koeien en het gras zitten. Hij schakelt op deze drassige gronden over op teelten als olifantsgras, lisdodde, vlas, hennep: allemaal gewassen die goed tegen vocht kunnen, weinig werk en bestrijdingsmiddelen behoeven. Deze gewassen leveren hoofdzakelijk vezels. Daar wordt in op te richten verwerkingsbedrijven in de regio isolatiemateriaal van gemaakt als vlasmatten, henneprollen en olifantsgrasplaat.

Bouwbedrijven gaan met dit materiaal voortaan woningen isoleren. De op veel fossiele energie draaiende Rockwoolfabriek, tevens grote stikstofpiekbelaster, kan dicht. De hele woningbouwopgave van 900 duizend woningen van Hugo de Jonge groeit als het ware in de wei. Er is voorgerekend dat met 180 duizend hectare – 10 procent van de landbouwgrond – de bouw compleet kan overschakelen op dergelijke biovezels.

De boer krijgt niet alleen betaald voor die vezels, hij krijgt ook geld voor CO2-certificaten. Want de woningbouw is niet langer een energie-intensieve bedrijfstak, maar een eentje die juist COvastlegt in hout en vezels. Als het om veenweidegebied gaat, draagt het hogere waterpeil ook nog bij aan verminderde oxidatie van het veen, dus geringere bodemdaling en minder CO2-uitstoot.

Dit zijn twee oplossingsrichtingen én nieuwe inkomstenbronnen in drie hoofdpijndossiers: stikstof, waterberging/droogtebestrijding, natte teelt voor bouwmateriaal. Het kan de basis vormen voor nieuwe verdienmodellen die in de praktijk per grondsoort en grondwaterregime worden uitgewerkt, zoals op de Hoogwaterboerderij in Zegveld al een paar jaar gebeurt. Wageningen Universiteit zou samen met en op kosten van de Rabobank deze nieuwe verdienmodellen nu dringend moeten uitwerken.

Camping

In mijn boek Nederland Droogteland staan nog veel meer concrete initiatieven en kansrijke plannen. Andere groenblauwe diensten die de boer tegen betaling kan uitvoeren zijn ontwikkeling van natuur als overstroombare bossen, houtwallen en nieuwe landschapselementen langs sloten. De camping die hij vaak toch al heeft – vrijwel elke boer in Zeeland heeft er een – mag worden uitgebreid met twee tiny houses per hectare. Die kan hij verhuren.

De landbouw kan dus serieus bijdragen aan natuurontwikkeling, waterberging en droogtebestrijding, energietransitie en circulaire woningbouw. Projectontwikkelaars, bouwers en aannemers zijn wel in de stemming voor zo’n Boerenbouwersbeweging. Twente kent al het initiatief Twentse Bouwboeren.

De koeien en aardappels hoeven niet weg, maar het moet wel minder. De overgang naar een houdbare landbouw verschaft de boeren uiteindelijk een beter en meer gegarandeerd inkomen dan de sterk van wereldmarktprijs en geopolitiek afhankelijke melkprijs en graanprijs. Vermoedelijk zijn er dan niet steeds minder, maar méér boeren nodig. Ik daag de provinciale politiek uit om de komende vier jaar, vóór de volgende verkiezingen in 2027, in elk van de 21 waterschapsgebieden meerdere nieuwe regionale proefboerderijen op te zetten.