Antidiscriminatiebureaus zoeken meer bekendheid en meer geld: ‘Gek dat zo’n groot thema zo onzichtbaar wordt afgehandeld’

Megaphone and placards on racism on white linen
Photo by Polina Tankilevitch on Pexels

Een op de tien Nederlanders heeft afgelopen jaar (gevoelens van) discriminatie ervaren. Zij kunnen zich melden bij antidiscriminatiebureaus. Dat gebeurt zelden omdat ze onbekend zijn. Daar moet snel verandering in komen, vindt ook de minister.

Een vrouw die contact zoekt met een makelaar om een huis te kopen, ziet tot haar verbazing dat die makelaar alle post hierover aan haar vriend adresseert. Een man van Marokkaanse afkomst ergert zich eraan dat sommige van zijn collega’s hem en andere werknemers in het bedrijf met een migratieachtergrond standaard aanspreken met ‘Achmed’, ook al heten ze helemaal niet zo.

Het zijn twee van de kleine vijfhonderd meldingen van discriminatie die het afgelopen jaar zijn ingediend bij antidiscriminatievoorziening Vizier. De organisatie werkt voor 54 gemeenten in Overijssel en een deel van Gelderland en is daarmee een van de achttien ADV’s. Samen bestrijken zij bijna heel Nederland en ontvangen ze jaarlijks zo’n zesduizend meldingen van (gevoelens van) discriminatie op basis van bijvoorbeeld afkomst, religie, seksuele voorkeur, een lichamelijke beperking, leeftijd of zwangerschap.

In 2009 is wettelijk vastgelegd dat iedere Nederlander die zich gediscrimineerd voelt terecht moet kunnen bij een onafhankelijke antidiscriminatievoorziening in zijn omgeving. Bijvoorbeeld in het kantoor van Vizier in Zwolle, dat, onzichtbaar vanaf de buitenkant, gevestigd is in een uit rode bakstenen opgetrokken bedrijfsverzamelgebouw achter het station. Aan het eind van de gang op de vierde verdieping huurt de organisatie er sinds eind vorig jaar twee ruimtes van bij elkaar net 50 vierkante meter.

‘De meeste van de kleine dertig antidiscriminatiekantoren zitten op zulke wat verscholen plekken’, vertelt directeur Carla van Dijk van Vizier, zij is tevens bestuurslid van Discriminatie.nl, de koepel van antidiscriminatiebureaus. Het komt dan ook niet vaak voor dat iemand er spontaan binnenloopt met een discriminatieklacht. De meeste melders vullen eerst online een formulier in op discriminatie.nl, dat de meldingen na een regio doorleidt. Bellen is ook mogelijk. Bij Vizier kan melden eveneens op de eigen site.

De antidiscriminatievoorzieningen zijn nog maar matig bekend bij het publiek. Het is eigenlijk gek, vindt Van Dijk, dat zo’n belangrijk maatschappelijk thema als discriminatie welhaast onzichtbaar wordt afgehandeld.

Publiekscampagne

Minister Hanke Bruins Slot (Binnenlandse Zaken) vindt ook dat dat anders moet. Zij ziet een grotere rol weggelegd voor de antidiscriminatiebureaus in een tijd dat ‘discriminatie en racisme steeds zichtbaarder thema’s zijn geworden in onze samenleving’. Het moeten gemakkelijk vindbare en toegankelijke expertisecentra worden, waar burgers terechtkunnen voor hulp en ondersteuning als zij zich ongelijk behandeld voelen. ‘Ze hebben een enorme bak kennis in huis. Die kan beter benut worden’, zegt Bruins Slot. ‘Inwoners van Nederland weten de antidiscriminatiebureaus niet goed te vinden. Daar moeten we wat aan doen.’ Daarvoor wil de minister binnenkort een uitgebreide publiekscampagne opzetten.

Door de huidige onbekendheid krijgen de antidiscriminatiebureaus nu maar een fractie binnen van de gevoelens van discriminatie die in de samenleving spelen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek becijferde dat het afgelopen jaar 11 procent van de Nederlanders (van 15 jaar of ouder) een vorm van discriminatie hebben ervaren, dat zijn zo’n 1,6 miljoen personen. Onder Nederlanders met een Marokkaanse, Surinaamse of Caribische achtergrond is dit percentage het hoogst: bijna eenderde van hen voelt zich gediscrimineerd, het vaakst door ongelijke behandeling of discriminerende opmerkingen. In dat licht gezien zijn die jaarlijkse zesduizend meldingen bij de antidiscriminatiebureaus er wel heel weinig.