TV: Volkshuisvesting Van krot tot Vinex – 100 jaar wonen

TV ANDERE TIJDEN – 4 DELEN OVER VOLKSHUISVESTING

Van krot tot arbeiderspaleis

De huren rijzen de pan uit. En met een gemiddeld inkomen is het bijna onmogelijk om een huis te kopen. Jongeren wonen steeds langer bij hun ouders. We zitten middenin een wooncrisis. Wat is er misgegaan en wat kunnen we leren van de geschiedenis? Andere Tijden presenteert een nieuwe vierdelige serie waarin Mariëlle Tweebeeke de kijker meeneemt in een reis door de tijd. De vier afleveringen gaan achtereenvolgens over de strijd tegen verkrotting in het begin van de 20e eeuw, het Tuinstadideaal van de jaren 20 en 30, de ‘bouwen bouwen bouwen’-gedachte van de jaren 50 en 60 en tot slot de opkomst van de Vinex-woningen én het marktdenken vanaf de jaren 90.

Deel 1: Van krot tot arbeiderspaleis

Aan het begin van de 20e eeuw leven veel arbeiders nog in krotwoningen, met een schrijnend gebrek aan hygiëne. Zo kan het niet langer. De politiek grijpt in: in 1901 wordt een heuse Woningwet aangenomen. Voor het eerst gaat de overheid investeren in betaalbare huurwoningen, van Groningen tot Goes en van Den Haag tot Dedemsvaart. Met stromend water, riolering en voldoende frisse lucht. De woningcorporaties krijgen een centrale rol en idealistische architecten slaan aan het bouwen. Eén van hen is Michel de Klerk, zoon van een diamantslijper die zich opwerkt tot een leidende figuur van de zogenaamde Amsterdamse School. Zijn bekendste werk is Het Schip, een waar arbeiderspaleis in de Spaarndammerbuurt in Amsterdam. Vanuit één van de nog altijd iconische woningen van Het Schip onderzoekt Mariëlle hoezeer de Woningwet van 1901 Nederland heeft veranderd. Maar ook hoe alles anders wordt als de overheid eind jaren twintig stopt met het financieren van woningbouw.

Deel 2: De vlucht naar het groen

De vlucht naar het groen

Al in de 19e eeuw is in Groot-Brittannië de Tuinstadbeweging actief en enkele decennia later slaat die over naar Nederland. In de jaren 20 en 30 zien we ze verschijnen: de wijken waarvan groen, licht en lucht de uitgangspunten zijn. Huizen met tuinen in een rustige omgeving. De Tuinstad combineert de ‘best of both worlds’: de voorzieningen van de grote stad en de rust van een dorpsgemeenschap. Een vooruitstrevende gedachte die veel mensen aanspreekt. Door toegenomen mobiliteit – trein, bus, de eerste auto’s – worden ook dorpen aantrekkelijker om te wonen. Wonen in de natuur is het ideaal – voor wie het betalen kan dan. Hilversum geldt als de ultieme Tuinstad, met de gedreven architect en stedenbouwkundige Willem Dudok als spilfiguur. En de jarendertigwoning, met zijn ruime kamers, glas-in-loodramen en fraaie bakstenenarchitectuur, is kenmerkend voor dit type stad. Hoe is het trouwens mogelijk dat juist in de jaren 30, de crisisjaren, zulke huizen gebouwd kunnen worden? Mariëlle begint haar zoektocht bij één van die gewilde jarendertigwoningen – een huis met een verhaal.

Deel 3: Bouwen, bouwen, bouwen

Nederland likt zijn wonden na de Tweede Wereldoorlog, er is aan van alles een tekort, maar vooral aan huizen. De woningnood is volksvijand nummer 1. De situatie is zo nijpend dat de overheid mensen dwingt woningzoekenden in huis te nemen. En dan komen er ook nog eens honderdduizenden mensen uit het voormalige Nederlands-Indië en de Molukken. Hoe lossen we dat op? Bouwen, bouwen, bouwen is het credo. En dan vooral portiekflats, dat telt snel op. Zoals in de Zwolse wijk Dieze, waar in 1962 de miljoenste naoorlogse woning van Nederland wordt opgeleverd. Koningin Juliana komt er speciaal voor op bezoek bij de kersverse bewoners en Mariëlle doet dat bezoek in deze aflevering nog eens over – mét een van die bewoners van destijds. Het is vooral minister Pieter Bogaers die midden jaren zestig het bouwtempo tot ongekende hoogten opvoert. Op onorthodoxe wijze slaagt hij erin om meer dan 100.000 woningen per jaar te realiseren. Maar tegen welke prijs?

Deel 4: volgt