Miljarden aan plots verdampte ‘fossiele subsidies’ bewijzen vooral een wankele rekensom

Don’t be a fossil fool” by Stefan-Mueller-climate is licensed under CC BY 2.0

‘Stop fossiele subsidies’, kalkte Extinction Rebellion vorige week op de A12. Op spandoeken werd dat prijskaartje uitgewerkt: ‘17,5 miljard euro aan belastinggeld’. Maar de regering sprak de afgelopen jaren vaak over ‘minimaal 4,5 miljard euro’ aan fossiele subsidies. Wat klopt er? Wat is eigenlijk een fossiele subsidie en is die zo gemakkelijk te berekenen?

Al zolang er klimaatbeleid is, woedt er een discussie over fossiele subsidies. Waarom zou je aan de ene kant met regels en geld CO2-uitstoot terugdringen en tegelijk bedrijven subsidiëren die op grote schaal CO2 uitstoten? Dat is gas geven en remmen tegelijk.

Gunstig belastingtarief

De definitie van ‘fossiele subsidies’ is in die discussies enigszins verwarrend. Het gaat doorgaans niet om bedragen die direct worden overgemaakt naar Tata Steel, kolencentrales of kunstmestfabrieken. De subsidie bestaat eigenlijk altijd uit een gunstig belastingtarief of een fiscale vrijstelling. Het bekendste voorbeeld daarvan is waarschijnlijk kerosine, de brandstof voor vliegtuigen. Daarop wordt, in tegenstelling tot benzine en diesel, geen accijns geheven. Dit komt feitelijk neer op een vliegsubsidie.

De discussie over dit soort klimaatonvriendelijke financiële prikkels kreeg in 2020 een nieuwe impuls. VVD’er Eric Wiebes, destijds minister van Economische Zaken en Klimaat, bracht toen op verzoek van de Tweede Kamer de fossiele subsidies voor het jaar 2019 in kaart. In zijn Kamerbrief kwam hij tot een bedrag van ‘minstens 4,5 miljard euro’. Daarvan was meer dan 4 miljard toe te rekenen aan de afwezigheid van accijns op stookolie voor schepen en kerosine voor vliegtuigen. Andere fossiele subsidies die prijskaartjes van meer dan 100 miljoen krijgen, zijn de verlaagde energiebelasting voor de glastuinbouw en een vrijstelling voor ‘energie-intensieve processen’.

Weggeconcurreerd

Maar in de brief stelde Wiebes ook dat op een aantal fossiele prikkels geen bedrag viel te plakken. Zoals voor de ‘degressieve energiebelasting’ die maakt dat grootverbruikers van stroom en gas relatief minder belasting betalen dan kleinverbruikende huishoudens en bedrijven.

Het idee is dat consumenten en kleinverbruikers in Nederland door een wat hogere energiebelasting gestimuleerd worden om energie te besparen. Grootverbruikers, die doorgaans actief zijn op een internationale markt, worden van die hoge belastingen vrijgesteld uit angst dat zij anders worden weggeconcurreerd.