Cees Nooteboom maakt zich niet druk over de dood: ‘Schrijven is uitgesteld sterven’
Na lang uitstellen heeft Cees Nooteboom al zijn poëzie gebundeld in Zo worden jaren tijd, een boek van 656 pagina’s. Waarom nu? ‘Ik dacht altijd: er komt nog wat.’
Cees Nooteboom, bijna 90, reist al zijn hele leven als een nomade over de wereld. Van de tempels in de Japanse bergen, de binnenlanden van Bolivia naar het labyrint van Venetië. Moleskine op zak om notities in te maken. ‘Een leven van heen en weer en overal.’
De afgelopen maanden verbleef hij met zijn geliefde, de fotograaf Simone Sassen, in hun huis op San Luis op het Spaanse eiland Menorca. Een witgepleisterde studio in een tuin achter een muur van gestapelde stenen. ‘Het is vlak bij zee, al is het nog wel even klauteren over ruige rotspartijen. Langs de eeuwenoude Arabische wachttoren. Dan ben je er. De golven spatten tegen de rotsen. Een wand van schuim rijst voor je op.’
U trekt zich meer en meer op Menorca terug.
‘Het is een verborgen plek. Ik lees, ik schrijf. Ik kijk naar de bloeiende cactus en ’s nachts naar de sterren. Van alle vrienden is Hugo Claus de enige die me er is komen opzoeken. We hebben er samen twee palmen in de tuin geplant. Er is een foto van ons beiden bij de palmen, die kwamen toen tot onze knieën. Dat is vijftig jaar geleden.’ Hij prikt met zijn wijsvinger een denkbeeldig gat in het dak. ‘Nu zijn ze dáár. Rare dingen.’
Twee dagen geleden kwamen Simone en hij thuis in Amsterdam. Het grachtenpand uit 1734 maakte, zoals altijd, een kleine buiging om hen te ontvangen. De façade helt licht voorover. Binnen klimmen trappetjes omhoog van de ene smalle verdieping naar de andere, boeken vallen op de vloer achterover als rijtjes dominostenen. ‘Dat zijn mijn vaders in de poëzie: Wallace Stevens, César Vallejo, Eugenio Montale, W.H. Auden. En vergeet Slauerhoff niet, in wie ik het zwerven heb herkend. En Nijhoff, die, als hij in het Engels had geschreven, wereldberoemd was geweest.’
Aan de wand kijkt het werk van bevriende kunstenaars je aan: Ysbrant, Lucebert, Max Neumann, Jan Vanriet. In een hoek van de kamer hangt een tekening die Hugo Claus van Walter Benjamin heeft gemaakt. Er staat een kruis door het gezicht van de filosoof. ‘Het teken van de dood?’, vraagt Nooteboom zich af.
Als jonge dichter was u in de ban van de dood, zo blijkt uit uw bundel Zo worden jaren tijd – Gedichten 2022-1955, die komende week uitkomt.
‘Het woord ‘dood’ – je struikelt erover.’ Nooteboom lacht. ‘Het begint al bij de titel van mijn debuutbundel: De doden zoeken een huis. Die preoccupatie heb ik helemaal niet meer. Intussen ben ik oud en aan het idee gewend dat het zo langzamerhand mijn beurt is. Je weet natuurlijk nooit hoe je ertegenover staat als het eenmaal zover is, maar eerlijk gezegd: it’s not my worry. Ik houd mij vast aan de laatste woorden van André Malraux, wiens graf ik met Simone bezocht: ‘Ik wist niet dat het zo makkelijk was.’’
[…]
In het dagboek 533 dagen schreef u: ‘Er komt een leeftijd waarop je meer doden dan levenden kent.’
‘Hugo is dood, Hans is dood, Harry is dood en Remco is nu ook dood.’
Aan Remco Campert droeg u de bundel Monniksoog uit 2016 op: ‘Oude vriendschap roest niet.’ En u schreef samen Over en weer, gedichten tussen Iviers, Amsterdam en San Luis. Wat verbond u beiden?
‘We zijn twee Haagse jongens. Mijn vader is in 1945 na het bombardement op het Bezuidenhout om het leven gekomen. Een paar jaar daarvoor was hij van mijn moeder gescheiden en met ons ‘meisje’, zoals dat toen heette, gaan samenwonen. Toen kwam de Hongerwinter. Ik werd naar mijn moeder op de Veluwe gestuurd, waar Remco ook zat, al hebben we elkaar daar nooit gezien. Er was een gedeeld verleden. Oorlog, dode vaders.’
Heeft ‘de oorlog’ u gevormd?
‘Ik herinner me nog dat de Duitsers Den Haag binnenkwamen. Over de straten, met een muziekkorps ervoor. Die beelden komen steeds vaker terug. Hans van Mierlo vertelde mij dat hij als jongen van een jaar of 8 bij zijn ouders achter in de auto zat. Het gezin was Rotterdam ontvlucht en keerde terug na de meidagen van 1940. Zijn vader zat achter het stuur. Zijn moeder wees op marcherende Duitse soldaten en zei toch een tikje bewonderend: ‘Wat een gevoel voor orde.’ Bij het binnenrijden van de puinhopen van wat eens Rotterdam was, zei vader Van Mierlo: ‘Wat een gevoel voor orde.’ Hans is dat nooit vergeten. Ik ook niet.’
Uw geheugen stelt u nogal eens voor verrassingen. ‘Herinnering is een hond die gaat liggen waar hij wil’, luidt een regel uit uw roman Rituelen.
‘Toen er over mijn werk in het Letterkundig Museum een tentoonstelling werd gemaakt, liet men mij een kaart zien waaruit bleek dat mijn ouders voor de oorlog acht keer waren verhuisd. Geloofde ik niet. Ik naar mijn moeder, die toen net zo oud was als ik nu. ‘Helemaal niet waar’, zei ze. Ik liet haar die kaart zien. ‘Dan is het wel waar’, zei ze. Al die adressen! Zo kweek je een nomade. En zo zie je ook hoe vreemd het geheugen werkt. In mijn familie, in elk geval. Soms vraag ik me weleens af of ik er vroeger wel ben geweest.’swinnaar J.M. Coetzee, ‘toont Nooteboom onweerlegbaar helder wat de kracht van kunst vermag.’
Cees Nooteboom: Zo worden jaren tijd. Gedichten 2022-1955. De Bezige Bij, 656 blz., € 49,99.