De mensen met bijna-doodervaringen noemt hij zijn grootste leermeesters. Cardioloog Pim van Lommel (79) is ervan overtuigd dat de dood niet het einde is van wie je bent, van je essentie. ‘We zullen er nooit achter komen waar bewustzijn vandaan komt.’
Zijn leven zou er geheel anders uit hebben gezien, wanneer hij in 1986, op 43-jarige leeftijd, niet een boekje had gelezen met de titel: Terugkeer uit de dood. De Amerikaanse psychiater George Ritchie verhaalt daarin over zijn dubbele longontsteking in zijn studententijd. In het ziekenhuis was Ritchie doodverklaard en hij kreeg al een laken over zich heen, tot een verpleger op de valreep een adrenaline-injectie in het hart voorstelde. Na negen minuten kwam hij alsnog ‘terug uit de dood’. In zijn boek verhaalt Ritchie gedetailleerd over de spectaculaire reis die hij in die negen minuten door tijd en ruimte maakte.
Cardioloog Pim van Lommel is diep onder de indruk en moet terugdenken aan een gebeurtenis uit 1969. Als cardioloog in opleiding is hij dan aanwezig bij een van de eerste, geslaagde Nederlandse reanimaties na een hartstilstand. De aanwezige medici feliciteren elkaar, maar de patiënt blijkt ‘diep teleurgesteld’. De man vertelt over een tunnel, kleuren, een prachtig landschap – de term bestond nog niet, maar hij heeft een bijna-doodervaring (BDE) gehad. Van Lommel: ‘Ik was dat nooit vergeten, maar had er nooit wat mee gedaan’.
Ritchies verhaal brengt hem wel in beweging. Hoe vaak komen zulke ervaringen voor, wat is hun inhoud en hoe vallen ze te duiden, vormen voor hem de kernvragen. Een eerste verkenning onder vijftig patiënten levert meteen al twaalf verhalen op: ‘Niet alleen verbaasde het me dat het er zo veel waren, maar ook hun inhoud raakte me.’ Uiteindelijk resulteert zijn onderzoek, begonnen in 1986, in een publicatie in The Lancet in 2001. Centrale bevinding: op een groep van 344 patiënten die reanimatie na een hartstilstand overleven, heeft een op de vijf patiënten een bijna-doodervaring ervaren. Dankzij het wereldberoemde tijdschrift is Van Lommel even wereldnieuws.
Zijn persoonlijke opvattingen over zijn vak, de wetenschap, maar ook over leven en dood zijn gaan kantelen door toedoen van zijn BDE-onderzoek. Opgegroeid in een seculier Goois gezin (‘een bevoorrecht, intellectueel milieu’) waarin de dood als het einde van alles werd gezien, ziet hij zich door de verhalen van zijn patiënten (‘mijn leermeesters’) gedwongen fundamentele opvattingen te herzien.
[…]
Wat fascineerde u zo in bijna-doodervaringen?
‘Wetenschappelijk prikkelden ze mijn nieuwsgierigheid, omdat ze ingingen tegen wat ik had geleerd, namelijk dat bewustzijn het product is van de hersenen. Als dat zo zou zijn, dan zou je bij een hartstilstand geen herinneringen en ervaringen kunnen hebben, geen emoties, niet helder kunnen nadenken, kortom geen enkel bewustzijn kunnen ervaren. Want alles valt binnen twintig seconden weg: de bloedstroom, iedere elektrische activiteit in de hersenen. De gangbare opvatting is dat elektrische activiteit een voorwaarde is voor bewustzijn. Maar het bijzondere is nu dat mensen die een BDE doormaken een veel helderder bewustzijn ervaren – ze kunnen wel een week doorpraten over wat ze in enkele minuten hartstilstand hebben meegemaakt.
‘Ook op menselijk vlak was ik gefascineerd. Patiënten vertelden me hun verhalen met een grote intensiteit, ze voelden dat ik echt voor hen open stond. Inhoudelijk waren hun verhalen verschillend, maar er kwamen gemeenschappelijke elementen in terug, zoals het terugzien van hun hele leven, contact met overleden dierbaren, het buiten hun lichaam treden, euforische ervaringen van liefde, het wegvallen van tijd en ruimte, verleden en toekomst doorzien.’
[…]
U gaat uit van het bestaan van een ‘non-lokaal bewustzijn’. Valt dat ooit te bewijzen?
‘Het grote probleem van de huidige materialistische natuurwetenschap is dat alleen telt wat je kunt meten, falsifiëren, repliceren. Maar wat jij voelt en denkt, je emoties en je gedachten, dat valt niet objectief aan te tonen. Zo valt het bewustzijn buiten het gangbare gezichtsveld, omdat het zich afspeelt in een andere dimensie dan de fysieke wereld. Maar dat wil niet zeggen dat het er niet is. Ik geloof in de postmaterialistische wetenschap waarin subjectieve ervaringen wel serieus worden genomen. In het bewustzijnsonderzoek van de laatste vijftien jaar zie je dat steeds belangrijker worden. Het verzet ertegen is ingegeven door angst.’
Waar zijn wetenschappers bang voor?
‘Dat ze het hun hele leven fout hebben gehad. Het valt buiten hun denkkader dat het bewustzijn losstaat van het lichaam en dat er geen begin of einde aan is. Geven ze dat toe, dan wordt hun hele wereldbeeld op zijn kop gezet. De mens, en zeker de wetenschapper, wil graag vasthouden aan dogma’s en concepten. Wat hem houvast in het bestaan geeft, wil hij absoluut niet kwijt.’
[…]
Hoe kijkt u dan naar de dood?
‘Het is het einde van je lichaam, maar niet het einde van wie je bent, niet van je essentie, je bewustzijn. Vroeger dacht ik altijd: het is het einde van alles, want zo had ik het geleerd op school en tijdens mijn studie. Mijn nieuwe inzicht betekent dat ik ook geen angst heb voor het leven. Doodsangst is ook levensangst: de angst voor het onbekende, voor wat komen gaat, dat is weg.’
Voor u als cardioloog moet het een grote stap zijn geweest, het omarmen van een leven na de dood.
‘Dat zeg ik ook niet, ik spreek over een bewustzijn na de dood. Leven is een biologisch principe en dat eindigt met de dood van het lichaam. Er is dus geen leven na de dood, maar er is wel sprake van continuïteit van ons bewustzijn.’