Sheila Kamerma, NRC columnist 

Als ‘jongere ouderen’ iets vergeten, zeggen ze vaak: „Oh nee, ik hoop niet dat ik word als tante Annie/oom Toon.” Geen nood! Voor hen is er de gouden regel van de dementie-redacteur van de wetenschapsredactie: als je vergeet wáár de afstandsbediening ligt, is dat normaal. Je hoeft je pas zorgen te maken als je niet meer weet hoe die werkt.

Tijdens een gezellig familieweekend met veel jong volk en een flink aantal volwassenen bleek een geliefd (ouder) familielid niet meer te weten hoe je koffie zet. We legden het uit. „Hè?!”, vroeg ze verbaasd. Dat hoorden we vaak, dat weekend: „Hè?!”

„Blijven we hier slapen?”

„Ja, je hebt een eigen kamer waar je al een nachtje sliep.”

„Hè?!”

Geen dementie wellicht, maar meer dan vergeetachtig. Thuis zoek ik de cijfers: bij vier op de tien 90-plussers en bij een kwart van de 80-plussers, haperen de hersenen zo erg dat de diagnose dementie op zijn plaats is, schreef wetenschapsredacteur Wim Köhler deze zomer. Ondanks preventiemaatregelen (minder roken, meer bewegen) zal het aantal mensen met dementie tot 2050 stijgen: Nederland vergrijst.

Dat vind ik heftiger dan het nieuws waar iedereen afgelopen week zo door geschokt was: het CBS verwacht dat we in 2070 met zo’n twintig miljoen mensen zullen zijn.

Twintig miljoen zegt niet veel. Het gaat om wat voor twintig miljoen.

Een paar weken geleden kreeg mijn bovenbuurvrouw (89) een coronavaccinatie en ik mocht mee als chaperonne. We moesten naar een loods op Rotterdam-Zuid – die heerlijke tijd dat de GGD in buurthuis en bieb prikte, is voorbij. ‘Cohort tachtig plus’ kan best een stukje reizen. Vanaf het parkeerterrein kroop een eindeloze sliert rollators naar de ingang. Aan de andere kant van de loods kwam de rij er weer uit.

Ik keek zo de toekomst in.

Wie gaat voor al die mensen zorgen? Wie trekt steunkousen aan, brengt tafeltjedekje, stofzuigt de te grote huizen?

Een deel van de oplossing komt vanzelf onze kant op: vluchtelingen. En, nee, die trekken niet rovend rond. Die wachten eindeloos in centra en moeten dan (lang) inburgeren in een klas vol niet-Nederlanders, met hooguit een ‘snuffelstage’. Die mensen zouden liever metéén gaan werken, en dat combineren met taal en opdoen van vakkennis.

Ik zag jonge Somalische, Eritrese en Syrische vluchtelingen die in Rotterdam aan de slag zijn in een verpleeghuis. Zorgen voor ouderen is in hun thuisland zo normaal, dat ze het makkelijk oppikken (ook jongens!), zegt de docent. Maar ze zijn een grote uitzondering. Zo’n leerwerktraject blijkt bureaucratisch héél ingewikkeld.

Hè?! Inderdaad, hè!