Nutella glass full of Euro coins” by is licensed under CC BY-NC 2.0

Pensioenfondsen hebben deze maand verhogingen bekendgemaakt van soms meer dan 10 procent. Dat terwijl ze de pensioenen ruim tien jaar lang niet aan prijsstijgingen konden aanpassen. Waarom kan dat nu wel? En wat heeft dat te maken met de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel?

Het pensioenfonds voor bouwvakkers spande deze week de kroon. Dat verhoogt het pensioen (voor zowel gepensioneerden als werkenden) met 14,5 procent. Dat is ongeveer net zoveel als de inflatie in oktober en een sterkere stijging dan ooit te voren.

Ambtenaren bij het ABP krijgen een verhoging van 12 procent, bleek gisteren. Ook werknemers in de metaal- en elektrotechniek (+6,2 procent), in de zorg (+6 procent) en in de metaal en techniek (+4 procent) kregen verhogingen. Hoeveel de pensioenen omhoog kunnen, is afhankelijk van het beleggingsbeleid en het deelnemersbestand van het fonds.

[…]

Maar de belangrijkste reden voor deze verhogingen is de versoepeling van de pensioenregels. Minister Carola Schouten (Pensioenen) heeft besloten de regels voor verhogingen dit jaar te versoepelen. “Anders zouden pensioenen niet of slechts met enkele procenten verhoogd zijn”, zegt Hans van Meerten, hoogleraar pensioenrecht.

Eerder moest een fonds een jaar lang voor elke 100 euro aan pensioenuitkering 110 euro in kas hebben om te mogen verhogen (indexeren). Nu mag dat al bij elke 105 euro in kas, oftewel een dekkingsgraad van 105.

Die versoepelde regels hebben met het nieuwe pensioenstelsel te maken. Er ligt na jaren overleg in de Tweede Kamer een voorstel voor een nieuw pensioenstelsel. Hierbij krijgen mensen persoonlijke potjes met opgebouwd pensioen, in plaats van een aanspraak op een deel van de grote pensioenpot.

Belangrijk verschil is ook dat straks prestaties op de beurzen automatisch direct invloed hebben op de hoogte van je pensioen. Nu is de rente juist bepalend, terwijl die doorgaans in tegenovergestelde richting gaat als de beurskoersen.