selective focus photography of brown bird walking on shore
Foto: Ray Hennessy

Goudplevieren hebben lichtgevoelige ogen én een panoramisch gezichtsveld, weet Jaap Vuijk.

Ze zijn alweer even in Nederland: de parmantig paraderende goudplevieren (Pluvialis apricaria), of zoals de Friezen ze noemen: wilsters. Sinds midden vorige eeuw broedt dit familielid van de kievit niet meer in ons land. Gaandeweg is de jacht op deze vogels, met slagnetten, het ‘wilsterflappen’, in onbruik geraakt. Toch is nog iedere winter de melancholieke roep van vele tienduizenden uit Scandinavië en Rusland afkomstige goudplevieren te horen boven de velden langs onze kust. Alleen bij invallende vorst en sneeuwval verlaten ze ons land, zuidwaarts.

Laatst zag ik goudplevieren in de Driemanspolder bij Zoetermeer, een enkeling nog in zijn name giving broedkleed. Met hun fonkelend goudgele mantel, zwarte buik en witte bies maken goudplevieren in het voorjaar indruk op hun partners, waarmee ze een levenslange band vormen. Het bescheiden winterkleed dat de meeste goudplevieren nú dragen, maakt hen daarentegen haast onzichtbaar op de kaal gemaaide akkers en helpt hen zo in alle rust nieuwe reserves opbouwen.

[…]

320° panoramisch gezichtsveld

Naast de grootte is ook de stand van goudplevierenogen bijzonder. De ogen van de goudplevier staan niet naar voren gericht zoals bij bijvoorbeeld roofvogels of uilen, maar zijwaarts. Dit resulteert in een 320° panoramisch, meest monoculair, gezichtsveld. (Het menselijk gezichtsveld beslaat slechts 140°.) Binnen dit bijna circulaire gezichtsveld is in het midden 15° binoculair, waardoor de goudplevier direct rond de snavel diepte kan zien.