Hij was jarenlang een van de bekendste dokters van Nederland. Ivan Wolffers, tevens romancier, speelde in Nederland een hoofdrol bij het mondiger maken van patiënten.

In het begin weigerde hij de naam te noemen van de ziekte waar hij uiteindelijk twintig jaar aan zou lijden, en die hem vrijdag fataal werd. Want zodra zo’n woord valt, meende Wolffers, dan ben je geen mens meer, maar ‘een patiënt met een stempel op zijn voorhoofd’. Dan gaan ineens ook alle gesprekken over die ziekte, terwijl hij zoveel liever praat over goede boeken, mooie films.

[…]

Vanaf 2002 ging Wolffers publiceren over zijn eigen ervaringen als patiënt. Eerst dus zonder de naam van de ziekte te noemen; dat vond hij literair ook een aardige keuze, zo bleef er nog iets te raden over voor de lezer. Maar toen zijn zoon hem er op wees dat geïnteresseerden en lotgenoten zijn stukken zo wel erg moeilijk konden vinden via zoekmachines, gaf hij het ‘lelijke beestje toch maar een naampje’.

Prostaatkanker. Waar hij in zijn professionele werk altijd het eerlijke en volledige verhaal over geneeskunde wilde vertellen, besloot hij ook zijn eigen ziekteverloop en behandeling gedetailleerd te beschrijven. Zo schrijft hij in 2014 op zijn website over nare bijwerkingen van zijn kankerbehandeling: ‘Ik beschouw mezelf niet als expert op het gebied van de balans tussen lust en liefde, maar ik weet inmiddels wel dat op het moment dat de lust op de vlucht slaat en zijn wapenbroeder Testosteron volgt, er een groot deel van jezelf is verdwenen. Liefhebben kan nog altijd, maar het tweelingzusje, de passie, is er niet meer.’

Hij staat ook regelmatig stil bij wat er goed en fout gaat bij de communicatie in het ziekenhuis. Bijvoorbeeld die keer dat hij zonder onderbroek klaarstond bij de behandeltafel en een verpleegkundige binnenkwam om hem voor te stellen aan andere behandelaars. Of die keer dat een arts tussen neus en lippen door vertelde dat hij een fout had gemaakt door Wolffers twee bepaalde medicijnen samen te laten slikken, omdat je van die combinatie suf wordt. ‘Oftewel, ik had een jaar lang voor niks als een halve zombie geleefd. Ik hoef echt geen spiegelreflexcamera of keukenservies ter compensatie, maar ik had bij die man graag een greintje besef gezien van wat zijn fout betekende.’

Wolffers leefde nog lang na die kankerdiagnose in 2002, die hem naast pijn en verlies ook iets leerde, blijkt uit een interview in de Volkskrant over de zin van het leven. ‘Als je ziek wordt, leer je beter zien wat de essentie van het leven is. (…) Zelf kwam ik bijvoorbeeld achter de schoonheid van de natuur. Die had ik nauwelijks tot me laten doordringen, ook al liep ik dagelijks hard door de bossen. Wat je vooral niet wilt zien als je gezond bent, is de dood. Die beschouwen we als iets voor anderen. Dat is geen verwijt, want je moet daar ook helemaal niet dagelijks mee rondlopen. Ga maar zolang mogelijk uit van het eeuwige leven.’

#

Wolffers ontmoette in 1971 in een Amersfoortse uitgaansgelegenheid Marion Bloem, schrijfster en beeldend kunstenaar. De twee zouden meer dan vijftig jaar samen zijn.

In Een Kleine Familie (Arbeiderspers) gaat Wolffers op zoek naar zijn Joodse wortels. Van 67 familieleden overleefden er slechts 3 de oorlog.

In 2005 kreeg Wolffers de Van Walreeprijs van de Koninklijke Academie van Wetenschappen, voor de manier waarop hij publieksinformatie over geneesmiddelen verzorgde.

LEES MEER OP VOLKSKRANT