Peter Melsen (65) loopt sinds kort rond met het hart van een overleden donor

heart, blood, donation
Photo by Mohamed_hassan on Pixabay

In het Erasmus MC is begin maart het 800ste transplantatiehart geplaatst. Ex-stukadoor en Feyenoordsupporter Peter Melsen (65) is de dolgelukkige ontvanger. Wie hem het hart schonk? Da’s geheim. “Maar ik praat niets plots met een hoog stemmetje of in een buitenlandse taal.”

Het is nog maar een paar weken geleden dat Peter Melsen rond lunchtijd een telefoontje kreeg. “We hebben een hart voor je”, klonk het aan de andere kant van de lijn. Een donorhart, daar had Melsen jarenlang op gewacht. Acht jaar om precies te zijn. Het waren jaren waarin zijn reikwijdte beperkt was. Hij kon het land niet uit en moest altijd in de buurt van een ziekenhuis blijven. Voor het geval dat…

“Na dat geweldige telefoontje heb ik meteen een appgroep aangemaakt voor mijn kinderen”, vertelt Melsen, “en ze verteld dat het ging gebeuren. Daarna heb ik mijn spulletjes ingepakt en ben ik naar het ziekenhuis gegaan. Om 18:00 uur ging ik onder het mes. Acht uur later was de operatie klaar. En om 06:00 uur ’s morgens kwam ik bij en werd ik gefeliciteerd met mijn nieuwe hart.”

Rood lampje

De voormalige stukadoor vertelt zijn verhaal niet vanuit bed, maar vanaf een stoel op zijn kamer in het Erasmus MC. Het is nog vroeg in de ochtend en hij zit al in de kleren. “Het gaat hartstikke goed met me”, zegt hij monter. “Ik wandel rond en heb afgelopen dagen ook al op een hometrainer gezeten.”

In zijn hand zit nog wel een infuus. Ook is hij aangesloten op een uitwendige pacemaker, die het nieuwe hart zo lang het nodig is ondersteunt. Af en toe gaat er een rood lampje branden. Dan stroomt het infuus niet helemaal lekker door. Maar da’s geen reden voor paniek. Melsen is sowieso een nuchter type. “Makkelijk”, noemt hij het zelf.

Tijdens het gesprek schiet hij toch een keer vol emotie en pinkt een traantje weg. Het gaat dan over het afscheid van zijn drie kinderen, nipt voor de operatie. Omdat hij niet wist of hij ze ooit nog terug zou zien. Wat ze tegen hem zeiden? Of hij tegen hen? Dat weet hij niet meer. “Maar we hadden allemaal het besef van erop of eronder. Volgens mij riep ik nog iets als ‘Ik kom terug hoor’ toen ze me wegreden.”