Schrijver Marion Bloem: ‘Je moet altijd de relatieve waarde van je eigen zieligheid blijven zien’

Roel Wijnants, CC BY 2.0, via Wikimedia Commons

[…]

Een verklaring is dat zíj mijn beste vriendin was, tot ze in 2017 aan borstkanker overleed. Daarnaast was Ivan voor mij zo belangrijk dat ik er weinig anders bij nodig had. Maar ik heb ook veel kwetsuren opgelopen, door vriendinnen. Soms waren er kwesties rond jaloezie. In mijn studententijd had ik een vriendin − leuke vrouw, een fanatieke feminist, wit, haatte mannen. Ze had kwesties met haar ouders, ze mocht vanaf haar 6de niet meer bij haar moeder op schoot, en dat was een trauma, zei ze. Ik dacht: serieus?’

Bloem begint te gieren van het lachen. ‘Jéétje! Ik dacht: zijn dít jullie problemen? Daar kon ik me niet in verplaatsen. En ook haar mannenhaat kon ik niet invoelen. Daardoor werd ik geconfronteerd met het feit dat ik uit een compleet andere wereld kwam, dat mijn eigen boosheid te maken had met discriminatie en racisme. Daarmee kon ik, bij deze witte feministen, niet aankomen − niet dat ik het probeerde, want ik hield dat voor mezelf. Maar ik voelde hoe zij me als buitenstaander zagen. Bovendien had ik een vriend, en ik had op mijn 20ste al een kind. Ik koos voor dat traditionele gezin, en dat was in dat soort groepen uit den boze. Ik kon niet meepraten over hoe stom mannen waren, want mijn man was mijn levensgezel.’

En wat gebeurde er met die leuke vriendin?

‘Die nodigde me bij haar thuis uit in Amsterdam, maar twee uur later moest ik weg, want er kwam een vriend bij haar eten. Ik was verbijsterd, want ik had weinig geld en was met de trein gekomen. Later zei ze: ik kan niet met je omgaan want ik ben vreselijk jaloers op je. Dat was feministisch, om dat soort dingen eerlijk te zeggen. Nou, toen kwam het: je hebt een leuke man, een kind, je bent mooi, kunt goed studeren, alles zit je mee, ik verdraag je niet om me heen! Een ontiegelijke klap in m’n gezicht. Ik ben naar zwarte feministische groepen gegaan, maar daar was ik ook een buitenbeentje, want daar zaten vooral Surinaamse en Molukse vrouwen. In hun ogen had ik als Indische vrouw weer niet genoeg racisme meegemaakt. Het is nooit goed gekomen tussen mij en de feministische beweging. Mijn tweede boek, Lange reizen korte liefdes, werd door de feministische boekhandels in de ban gedaan omdat de hoofdpersoon te veel van mannen hield. Ik kwam op de zwarte lijst.’

In 2000 sprak je in interviews al je afkeuring uit over het feit dat televisie wordt gemaakt vanuit en voor ‘het witte perspectief’. Decennia daarvoor keerde je je al tegen Zwarte Piet. Hoe werd daar toen op gereageerd?

‘Meestal werd daar lacherig over gedaan of werd er gewoon niet geluisterd. Op de middelbare school werd ik uit de klas gestuurd omdat ik me uitsprak tegen de apartheid. Mijn geschiedenisleraar verdedigde dat systeem − en niemand durfde voor me op te komen, niemand ging achter me staan. Ik werd de klas uit gesleurd en hij flikkerde mijn pukkel op de gang. Er is inmiddels wel iets veranderd, ten goede, al schrik ik ook van de tegenbeweging die op gang komt. Onze welvaart komt voort uit het feit dat elders van alles is weggehaald. Dat je niet voelt dat daarvoor excuses moeten worden gemaakt, betekent dat je niets van het leven begrijpt. En als iets relatief kleins als het aanpassen van Zwarte Piet al op zoveel verzet stuit, hoeveel stappen moeten er dan worden gezet voordat er bereidwilligheid is om te leren over onze koloniale geschiedenis? Het wordt weggewuifd, het is gezeur. Dat maakt me moedeloos.’

[…]