Planbureau: bouw niet te veel kleine flexwoningen
Beleidsmakers, denk goed na eer je als oplossing voor het woningtekort naar flexwoningen grijpt. Let erop dat ze niet te klein worden, en dat ze niet in grote complexen op onaantrekkelijke locaties komen. Die boodschap legt het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) dinsdag in een publicatie over flexwonen. Volgens de onderzoekers moet beter worden gelet op de woonwensen van Nederlanders op langere termijn.
Flexwoningen zijn huizen die in principe tijdelijk worden geplaatst, vaak met een vergunning voor vijftien of twintig jaar. Meestal worden fabrieksmatig in delen gebouwd, en op de bouwplaats in elkaar gezet. Ze zijn eenvoudig te demonteren en te verplaatsen.
Flexwonen is een tijdelijke oplossing voor aanhoudende problemen.
Planbureau voor de Leefomgeving PBL
Een belangrijk voordeel op woningen die er ‘voor altijd’ staan, is dat flexwoningen makkelijker en sneller te plaatsen zijn. Door strenge normen voor lucht- en geluidskwaliteit is bouwen van permanente woningen een stuk lastiger; flexwoningen kunnen, doordat ze tijdelijk zijn, bijvoorbeeld wel nabij een snelweg of industrieterrein komen.
In kwaliteit zijn flexwoningen net zo goed als permanente woningen. Wel zijn ze vaak een stuk kleiner, met 20 meter woonoppervlak of nog minder. Het PBL vindt dat zorgelijk: Nederlanders willen groter wonen, blijkt uit onderzoek. Te veel kleine flexwoningen leiden volgens het planbureau tot hoge doorstroming van mensen die iets groters zoeken. Dit gebeurde volgens onderzoekers eerder bij de HAT-eenheden, tijdelijke woningen die in de jaren 80 werden gebouwd. […]
Beleidsmakers moeten zich volgens het PBL vaker afvragen of flexwonen altijd een oplossing is, zeker als het gaat om het permanente woningtekort. “Flexwonen is een tijdelijke oplossing voor aanhoudende problemen.”