Rosemary Fowler (98) alsnog geëerd voor subatomaire ontdekking uit 1949
75 jaar nadat ze zonder haar proefschrift af te maken de universiteit verliet om voor haar gezin te zorgen, heeft Rosemary Fowler toch nog haar titel. De Universiteit van Bristol geeft haar op 98-jarige leeftijd een eredoctoraat voor haar baanbrekende onderzoek dat lang over het hoofd werd gezien.
Op haar 22ste was Fowler een van de weinige vrouwelijke pioniers in een nieuwe tak van de natuurkunde, de deeltjesfysica. Met de aanvang van het atoomtijdperk leerden wetenschappers de onverwacht complexe en curieuze ‘deeltjesdierentuin’ op subatomair niveau kennen. Neutronen, protonen en elektronen kregen gezelschap van volslagen nieuwe vondsten als meson, pion en uiteindelijk quarks, die van gekkigheid maar ‘smaken’ toebedeeld kregen als charm, up en strange.
Fowler ontdekte een van die deeltjes die zich op een totaal onverwachte manier gedroeg. Sporen van kosmische straling die waren vastgelegd in een foto-emulsie wezen op een deeltje dat in drieën uiteengevallen was, terwijl het tot dan toe alleen in twee delen was geëindigd. Vanwege het K-vormige patroon dat het had achtergelaten, werd het een K-meson genoemd of kaon.
“Ik wist meteen dat dit iets nieuws en belangrijk was. We zagen dingen die nog nooit iemand had gezien – zo ging dat in de deeltjesfysica. Heel opwindend.”
Matilda-effect
De hernieuwde aandacht voor Fowler komt na een artikel in Nature waarin aandacht wordt gevraagd voor haar bijdrage. Daarin stelt Suzie Sheehy dat haar verhaal een typisch voorbeeld is van het matilda-effect, dat inhoudt dat de kans groot is dat een man erkenning krijgt voor baanbrekend werk van een vrouw. Voorbeelden daarvan zijn het indertijd ondergewaardeerde werk van Rosalind Franlin over DNA en Lise Meitners bijdrage aan kernsplitsing. Ook in het geval van de Nobelprijs van Powell negeerde de toekenningscommissie eerdere vernieuwingen van Marietta Blau.