Commentaar Volkskrant: Een dief heeft niets te zeggen over de gestolen waar die hij moet teruggeven

door MICHAEL PERSSON

Met de teruggave van geroofde schatten aan de voormalige koloniën zet Nederland opnieuw een stap richting historische gerechtigheid. Geschiedenis en koppigheid hebben moeten buigen voor redelijkheid en beschaving.

Het kanon gaat terug naar huis, na ruim 250 jaar. Donderdag maakte staatssecretaris Gunay Uslu van Cultuur bekend dat Nederland maandag 478 culturele voorwerpen teruggeeft aan de voormalige koloniën Indonesië en Sri Lanka. Eén daarvan is een met goud, zilver en robijnen versierd kanon uit het Rijksmuseum, dat in 1765 door de Verenigde Oost-Indische Compagnie werd geroofd uit het paleis van de koning van Kandy, een opstandig koninkrijk op het huidige Sri Lanka, en daarna als oorlogsbuit door stadhouder Willem V, verre voorvader van de Oranjes, in Den Haag werd tentoongesteld.

Die VOC-mentaliteit heeft dus tweeënhalve eeuw nageijld – tot donderdag. Met de teruggave zet Nederland, nog geen week nadat de koning excuses aanbood aan tot slaaf gemaakten en hun nazaten, opnieuw een stap richting historische gerechtigheid.

Het is bijna ongelooflijk wat de staat zich de afgelopen eeuwen, nog tot een paar decennia geleden, heeft toegeëigend. De zogeheten Lombokschat bijvoorbeeld, een berg goud, zilveren munten en edelstenen die, nadat de rechtmatige eigenaren gevangen waren genomen of collectief zelfmoord hadden gepleegd, in december 1894 door het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger werd meegenomen uit de geplunderde paleizen van de heerser van het eiland Lombok. Daartoe behoorde een 75 karaats diamant, die in het Museum Volkenkunde in Leiden terecht zou komen.

En in 1955 kreeg het Koninklijk Instituut voor de Tropen in Amsterdam 132 Balinese kunstwerken in bewaring, om ze vervolgens nooit meer terug te geven. De annexatie van deze zogeheten Pita Maha-collectie staat te boek als ‘onvrijwillig bezitsverlies’.

Indonesië en Sri Lanka vragen Nederland al decennia om de voorwerpen terug te geven. In Nederland oordeelde de adviescommissie Koloniale Collecties pas in 2020 om te gaan praten over teruggave – te beginnen met het erkennen van het aangedane onrecht. Daarna volgden adviezen over de teruggave van specifieke stukken, na een pilotproject waarin het eerdergenoemde kanon een hoofdrol speelde.

In de serie Ons Koloniale Verleden in Vijftig Voorwerpen in deze krant schreef een van de onderzoekers dat het kanon niet alleen staat voor een ‘complexe koloniale geschiedenis’, maar ook voor de ‘postkoloniale Nederlandse koppigheid’. Dat zijn beide geen zaken om trots op te zijn. Het goede nieuws: zowel die geschiedenis als die koppigheid hebben uiteindelijk moeten buigen voor beschaving en redelijkheid.

Dat de stukken nu teruggaan zonder dat daar voorwaarden aan worden verbonden, getuigt ook van enige bescheidenheid en realiteitsbesef. Een dief heeft niets te zeggen over de gestolen waar die hij moet teruggeven aan de rechtmatige eigenaar.

Wel werken de Nederlandse musea intensief samen met de musea in Colombo (Sri Lanka) en Jakarta (Indonesië) waar de voorwerpen terecht zullen komen. Ook wordt overlegd over toekomstige samenwerking, om de koloniale geschiedenis van de betrokken landen zo goed mogelijk te kunnen vertellen. De roofkunst is daarvan een hoofdstuk dat ook in Nederland nog steeds getoond moet worden – maar voortaan bij een lege vitrine.