Naar fossielvrij: deze industrieën hebben wél toekomst in Nederland
Geen raffinage van aardolie, maar waterstofproductie en recycling. En producten die veel energie kosten om ze te maken uit het buitenland gaan halen. Zo moet onze industrie er uit gaan zien, als we fossielvrij willen zijn. Al kunnen sommige industrieën wel gewoon blijven.
Dat schrijft onderzoeks- en adviesbureau CE Delft naar aanleiding van een onderzoek dat ze uitvoerden in opdracht van milieuorganisatie Natuur & Milieu.
In ons huidige uitstoottempo heeft Nederland over 14 jaar al de hoeveelheid CO2 verbruikt die we nog mogen uitstoten als we de opwarming van de aarde willen beperken tot 1,5 graad (ons koolstofbudget). We moeten dus de uitstoot van broeikasgassen snel verminderen. Dat geldt ook voor de industrie.
Creatieve destructie
De omschakeling die moet plaatsvinden heeft grote gevolgen voor de industrie, schrijft CE Delft, dat spreekt van ‘een vorm van creatieve destructie’. Daarbij moeten oude technieken en toepassingen plaatsmaken voor nieuwe.
Zo zijn producten als benzine, kerosine en nafta (om plastic van te maken) die ondernemingen als Shell, BP en ExxonMobil maken in raffinaderijen straks niet meer nodig. Auto’s rijden dan op elektriciteit en kerosine kun je maken uit waterstof en CO2. De raffinaderijen die er nu staan kunnen uiteindelijk worden afgebroken, aldus CE Delft.
Halffabricaten uit het buitenland
Ook kunnen sommige halffabricaten, die verder worden verwerkt tot eindproduct, straks beter uit het buitenland worden gehaald, stelt CE Delft.
Dat geldt bijvoorbeeld voor ruw ijzer, dat een bedrijf als Tata Steel nu zelf maakt om daar vervolgens staal van te maken.
En kunstmestproducenten, zoals Yara in Sluiskil en OCI in Geleen, halen straks mogelijk een deel van de ammoniak die ze gebruiken om kunstmest te produceren deels uit het buitenland, zeggen de onderzoekers. Nu nog maken Yara en OCI zelf ammoniak, uit aardgas. Niet goed voor het milieu dus.
Ammoniak kun je ook maken met groene waterstof, maar daarvoor heb je hernieuwbare elektriciteit nodig en die is in andere delen van de wereld vaak goedkoper.
Nieuwe bedrijven
Ook voor nieuwe bedrijvigheid ziet CE Delft kansen. Bijvoorbeeld voor industrie die ervoor zorgt dat producten langer mee gaan, door spullen te repareren. Ook bedrijven die zich richten op recycling hebben een goede toekomst volgens de onderzoekers.
Dat geldt eveneens voor de voedingsmiddelen- en de maakindustrie, zoals machinebouw zegt CE Delft. De metaal- en elektro-industrie genereert ongeveer 40 procent van de omzet van de industrie, terwijl zij slechts 5 procent van de energiekosten van de industrie veroorzaakt. Hoogwaardige werkgelegenheid en toegevoegde waarde bij relatief weinig energieverbruik dus.
Op beperkte schaal is er in ons land ook plaats voor biobased producten en brandstoffen, die zijn gemaakt van biogrondstoffen, zoals hout en plantenresten, stelt het onderzoeksbureau.
Groot deel industrie kan blijven
Een groot deel van de bestaande industrie kan gewoon blijven bestaan, schrijven de onderzoekers. Dan moeten de fabrieken wel worden omgebouwd, zodat ze op fossielvrije grondstoffen kunnen draaien. Zo kan waterstof op een groene manier worden geproduceerd, in plaats van uit aardgas.
Ook kunnen machines op elektriciteit gaan draaien, in sectoren die relatief weinig energie gebruiken. Dat geldt bijvoorbeeld voor de papierindustrie en voor mkb’ers, zoals drukkerijen of producenten van plastic producten.
Verder kunnen sommige bedrijven die wel veel energie gebruiken ook in ons land blijven, indien de transportkosten hoog zijn. Dat is dan het geval voor de productie van bakstenen en stoeptegels, en glas voor verpakkingen. Als je die zou maken in een land met lagere energieprijzen, dan is het door de hoge transportkosten toch duurder om ze hier te krijgen dan wanneer je die producten fossielvrij in Nederland zelf maakt.