Viering 60 jaar Nederlandse investeringsverdragen geen reden voor feestje
Nederlandse Bilaterale Verdragen: 60 jaar bescherming multinationals
Nederland viert op 23 mei 60 jaar bilaterale investeringsverdragen. In 1963 sloot Nederland zijn eerste verdrag met Tunesië. Deze verdragen zouden een belangrijke rol moeten spelen bij het beschermen van buitenlandse investeringen van Nederlandse bedrijven. In de praktijk geven ze multinationals vooral een sterk machtsmiddel in handen met dramatische gevolgen voor mens en milieu wereldwijd, blijkt uit een studie van SOMO, Both ENDS en TNI.
Uit het onderzoek blijkt dat Nederland een waar ‘claimparadijs’ is voor multinationals. Bedrijven gebruiken de Nederlandse verdragen om landen aan te klagen voor nieuwe wetgeving die hun investeringen schaadt. Dit heeft vooral negatieve gevolgen voor burgers in het mondiale Zuiden. Ondanks dat Nederland in 2019 een nieuw model opstelde om de verdragen te heronderhandelen, is er feitelijk nog niks veranderd. De drie organisaties pleiten ervoor dat Nederland alle investeringsverdragen opzegt.
Nederland heeft dubieuze spilfunctie
Het onderzoek van SOMO, Both ENDS en Transnational Institute laat zien dat Nederland als doorsluisland voor internationale kapitaalstromen een belangrijke spilfunctie heeft in het faciliteren van dit soort claims. Bedrijven die op papier in Nederland zijn gevestigd kunnen namelijk makkelijk een beroep doen op de Nederlandse bilaterale investeringsverdragen (BIT’s). Maar liefst 40% van de investeringen in landen waarmee Nederland een BIT heeft, verloopt via brievenbusmaatschappijen.
Via Nederlandse BIT’s zijn al 106 zaken aangespannen, waarbij bedrijven in totaal 105 miljard dollar hebben geclaimd. Nederland is hiermee na de Verenigde Staten het populairste land van waaruit claims worden ingediend.
Het merendeel (71%) is ingediend door brievenbusmaatschappijen van multinationals die meeliften op de Nederlandse verdragen. De helft van alle ‘Nederlandse’ zaken is ingediend door grote bedrijven met een jaarlijkse omzet van meer dan 1 miljard dollar en rijke individuen met een vermogen van meer dan 100 miljoen dollar. Met name de fossiele industrie is met een vijfde van alle claims grootgebruiker van Nederlandse BIT’s en heeft in totaal meer dan 55 miljard dollar aan schadevergoedingen geëist, waarvan reeds 11,5 miljard is uitbetaald.
SOMO-onderzoeker Bart-Jaap Verbeek: “Nederland heeft door 60 jaar BIT’s een belangrijke bijdrage geleverd aan het versterken van de machtspositie van multinationals wereldwijd. In een wereld van groeiende ongelijkheid zou de steun niet naar de rijksten der aarde moeten gaan maar naar de mensen die het het hardst nodig hebben.”
Nederland moet na ECT ook BIT’s opzeggen
Het klimaatpanel van de Verenigde Naties waarschuwde vorig jaar al dat investeerders in fossiele brandstoffen ISDS kunnen gebruiken om klimaatwetgeving aan te vechten. Nederland heeft dat aan den lijve ondervonden met de miljardenclaims van de Duitse energiebedrijven RWE en Uniper via het Energy Charter Treaty (ECT) na het overheidsbesluit om de kolencentrales vanaf 2030 te sluiten om aan de doelstellingen van het klimaatakkoord van Parijs te voldoen.
Vanwege de impact op het eigen klimaatbeleid besloot Nederland eind vorig jaar om uit het ECT te stappen. Een logische vervolgstap is om nu de 75 bestaande BIT’s met ISDS tegen het licht te houden, stellen de organisaties. Bedrijven als Shell, ExxonMobil, Total, ConocoPhillips en Eni hebben Nederlandse verdragen gebruikt om landen als Nigeria, de Filippijnen, Oeganda en Venezuela aan te klagen en enorme schadevergoedingen te krijgen voor verschillende maatregelen in de olie- en gassector.
Bart-Jaap Verbeek: ‘’Het is niet vol te houden dat Nederland zelf uit een internationaal verdrag met ISDS stapt vanwege de claims tegen onze overheid, en dat we wel een grote spil blijven in claims tegen overheden in het mondiale Zuiden.”