Het woonprobleem van Nederland: iedereen wil betaalbaar wonen, maar niemand wil het betalen

De volkshuisvesting is terug. Woningcorporaties beloven er tienduizenden prachtwoningen bij te zetten – op toplocaties én voor bodemhuren. Maar wie betaalt het verschil tussen wens en werkelijkheid? Want zolang ‘betaalbaar’ hetzelfde betekent als ‘verlieslatend’, staan de hijskranen stil.
ls je Nederlanders vraagt welk onderwerp prioriteit moet krijgen in een volgend kabinet, dan staat de woningmarkt stijf bovenaan. Voor wie net komt kijken op de woningmarkt is huisvesting onbetaalbaar of onbereikbaar.
Afgelopen maand kwam Frans Timmermans met het linkse antwoord op de woonmalaise. Het probleem? Wonen is een verdienmodel geworden. De oplossing? Een terugkeer naar de volkshuisvesting. ‘Woningbouw’, sprak Timmermans, ‘moet niet meer afhankelijk zijn van de winsten van commerciële partijen.’
De volkshuisvesting moet er voor iedereen zijn. Ja, zelfs mensen die ‘aanzienlijk meer dan modaal verdienen’ moeten weer in een sociale huurwoning, vindt GroenLinks-PvdA, zodat ‘schoonmakers, verzorgenden en leraren in dezelfde straat wonen.’
Nou stuit dat momenteel natuurlijk wel op een probleempje in de vraag- en aanbodsfeer. In Amsterdam waren in 2023 bijvoorbeeld 122.500 actief woningzoekenden (een verdubbeling ten opzichte van vijf jaar eerder!), terwijl er slechts 8.493 sociale verhuringen plaatsvonden.* Voor de meeste woningzoekenden is een sociale huurwoning nu al een fata morgana, laat staan als er nog meer woningzoekenden aan de wachtrij worden toegevoegd.
Maar goed, GroenLinks-PvdA is dan ook voornemens er ongekend veel sociale huurwoningen bij te zetten. En nee, woningcorporaties zullen geen horizonvervuilende prutwoningen neerplempen. ‘We gaan voor de hoogste kwaliteit’, valt te lezen. Prachtwoningen: architectonisch subliem, loeiend circulair en ongekend betaalbaar.
Een goede volkshuisvestelijke traditie: veel beloven, weinig leveren
GroenLinks-PvdA is lang niet de enige politieke partij die de verlossing van de woningnood zoekt bij woningcorporaties. We willen geen dure woningen, maar betaalbare woningen. En wie bouwen er betaalbare woningen? Juist: woningcorporaties!
De volkshuisvestelijke aspiraties zijn de afgelopen jaren dan ook de pan uit gerezen. Hugo de Jonge (CDA) sloot als woonminister in 2022 de Nationale Prestatieafspraken af met woningcorporaties. Tot het eind van het decennium zouden corporaties maar liefst 30.000 sociale huurwoningen per jaar gaan bouwen. Slappe hap, vond GroenLinks-PvdA; zij zagen liever 40.000 sociale huurwoningen gebouwd.* Nieuw Sociaal Contract toepte nog eens over: 50.000 sociale huurwoningen per jaar!*
Voor de goede orde: de afgelopen tien jaar schommelde de bouwproductie van woningcorporaties steeds rond de 15.000 woningen, met als voorlopig hoogtepunt 18.510 woningen in 2024.
Het beeld is nog minder rooskleurig als je daar de sloop van sociale huurwoningen van aftrekt. Tussen 2015 en 2023 waren er in de koopsector ieder jaar maar liefst 32.750 netto toevoegingen aan de woningvoorraad, in de vrije huursector 22.800 woningen en in de corporatiesector een karige 7.950 woningen per jaar.