Carl Weeber, de geestelijk vader van ‘het wilde wonen’ werd geroemd en verguisd
Architect Carel Weeber (1937 – 2025) Behalve door opvallende gebouwen te ontwerpen wist Carel Weeber de architectuur ook op te schudden met grootse ideeën.
‘Nieuwe truttigheid’, ‘staatsarchitectuur’, ‘de architectuurpolitie’ en ‘het wilde wonen’: het zijn enkele bekende termen waarmee Carel Weeber het debat over wonen in Nederland decennialang een gezicht gaf. Een van Nederlands invloedrijkste architecten, de Curaçaose architect Carlos ‘Carel’ Weeber, overleed zondagavond in Leuven. Weeber, die 87 jaar werd, leed al enige tijd aan de ziekte van Alzheimer.
Hij werd in Nijmegen geboren, maar bracht zijn jeugd door op Curaçao omdat zijn ouders na zijn geboorte vrij snel terugkeerden naar de Antillen. Vanaf zijn derde wilde hij al architect worden, vertelde hij weleens in interviews. Het was een wens die hij in daden omzette toen hij in 1955 naar Nederland terugkeerde om er in Delft bouwkunde te gaan studeren. Deze universiteit werd tevens de plek waar hij op zijn 32ste hoogleraar werd en dat tot in 2003 bleef. […]
Woonerven
Hij liep daarbij op tegen wat hij „nieuwe truttigheid” noemde: de kleinschalige woningbouw (met woonerven) van de jaren zeventig. Nederland was er wat hem betreft mee verzadigd. Als reactie bouwde hij tussen 1974 – 1978 onder meer het Arena Plan in Alphen aan den Rijn. Het plan leidde tot enorm veel discussies in de gemeenteraad, maar de „meedogenloze wand” van een kilometer die langs een beoogde ringweg liep, kwam er. Bekender zijn de reacties tegen de truttigheid die hij ontwierp met monumentale gebouwen als De Peperklip in Rotterdam (1982) en de Zwarte Madonna (1985) in Den Haag. Het appartementencomplex in Rotterdam heeft de vorm van een opengebogen paperclip waarin maar liefst 549 woningen zitten. De Zwarte Madonna, die ruimte bood aan 336 woningen, werd voer voor discussie in Den Haag. Het complex rondom het Spui werd als het lelijkste gedrocht van Den Haag gezien en een uiting van „kil rationalisme”, waar anderen er juist een architectonisch hoogstandje in zagen. Het werd gesloopt en er kwamen twee ministeries voor terug.
De beide gebouwen bleven hem achtervolgen, omdat ze veelvuldig ter discussie stonden. De een zag in de gebouwen een ‘on-Nederlands’, ‘anoniem’ en ‘onmenselijk’ gedrocht, waar anderen ze juist als ‘gedurfd’, ‘efficiënt’ en ‘ultramodern’ typeerden. In beide gebouwen woonden de bewoners graag, alleen in Den Haag was dat geen argument voor behoud. Weeber zei zelf: „Het moest controversieel zijn en sterke emoties oproepen. Irriteren. Ik denk dat ik daarin geslaagd ben.”