Correspondent Nasrah Habiballah in Tel Aviv: ‘Onze saferoom is de babykamer’
NOS-correspondent Nasrah Habiballah had de regio waarin ze woont en werkt nu juist van een andere kant willen belichten. Niet alleen als oorlogsgebied. Maar daar was afgelopen jaar helemaal geen ruimte voor.
Vóór 7 oktober was de baan al niet gemakkelijk. Haar benoeming twee jaar geleden ontketende een stortvloed aan ‘discriminerende, seksistische of haatdragende berichten’, zoals adjunct-hoofdredacteur van de NOS Wilma Haan het omschreef.
‘Ik wil dat mensen begrijpen hoe het hier is’
Mensen beschuldigden Habiballah nog voor ze begonvan partijdigheid, omdat ze een Arabische achternaam heeft, in Palestina studeerde – evenals in Israël – en ooit een journalistiek verslag deelde waarin Palestijnen geciteerd werden die het over ‘martelaren’ hadden.
Scepsis vanuit pro-Israëlische hoek zag Habiballah aankomen. “Maar ik had niet verwacht dat het zó naar, zó racistisch en zó veel zou zijn”, vertelt ze. Wat een mooie dag had moeten zijn, eindigde in mineur. “Ik kreeg eindelijk de baan waar ik lang voor had gewerkt. Als je dan zo veel bagger over je heen krijgt, voelt dat super naar.”
Er is misschien geen journalistieke positie waarop je zoveel kritiek krijgt als op de hare. Elk woord ligt onder een vergrootglas. Toch was het Habiballahs droombaan. “Als kind vertelde ik aan vriendjes en vriendinnetjes dat ik op vakantie ging naar mijn Palestijnse familie. Mensen reageerden alsof ik naar een oorlogsgebied vertrok. Ik wilde dat mensen begrijpen hoe het hier is.” […]
“Op 7 oktober kwamen hordes journalisten hierheen. Een van hen zei: ‘jij bent wel met je neus in de boter gevallen’. Maar dat zie ik helemaal niet zo. Ik zie zoveel leed en verdriet om me heen, ik zie wat het doet met de samenleving. Ik vind het diep triest en afschuwelijk.”