Nog maar 3,1 procent van de bevolking is arm door nieuwe rekenmethode
Het aantal Nederlanders dat onder de armoedegrens leeft, is het afgelopen jaar mede dankzij een nieuwe meetmethode verder gedaald, tot 540 duizend personen, zo’n 3,1 procent van de bevolking. In 2018 waren dit er ruim twee keer zoveel.
Er zijn minder armen, maar het percentage van 3,1 procent valt ook iets lager uit door een nieuwe meetmethode om armoede in kaart te brengen. Voorheen telde alleen het inkomen. Nu wordt meegerekend wat een huishouden werkelijk uitgeeft aan wonen en energie en of iemand spaargeld of beleggingen heeft. Dit blijkt uit de nieuwe armoedecijfers die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) donderdag presenteren.
Als de oude methode van het CBS was gebruikt, was 3,7 procent van de bevolking als ‘arm’ bestempeld, met de oude methode van het SCP was dat ruim 4 procent geweest. De nieuwe methode rekent met gemiddeld hogere woonlasten, vanwege de gestegen kosten. Dat de uitkomst toch lager is, komt voornamelijk doordat mensen met enig vermogen naast een laag inkomen niet langer tot de armen worden gerekend. Dit geldt bijvoorbeeld voor zzp’ers met weinig inkomsten die wel een buffer hebben.
De drie instituten wilden gezamenlijk één nieuwe methode ontwikkelen voor het meten van armoede, omdat er voorheen meerdere meetmodellen naast elkaar werden gebruikt met verschillende uitkomsten. Dat leidde tot verwarring in discussies over bestaanszekerheid.