Nederland had het zo goed voor elkaar met prachtige wijken met ruime arbeiderswoningen
COMMENTAAR VOLKSKRANT
Om het woningtekort op te lossen, moeten de woningcorporaties ook bij nieuwbouw weer de rol kunnen spelen die hun van oudsher is toebedeeld.
Er moeten nogal wat mensen zijn die spijt of schaamte voelen wanneer ze horen of lezen over het succes van het woonbeleid in Wenen, zoals donderdag beschreven in deze krant. In de Oostenrijkse hoofdstad wonen arm en rijk nog steeds dwars door elkaar, kunnen jongeren nog steeds een betaalbare woning vinden, en vormen stenen, glas en beton nog steeds datgene waarvoor ze bedoeld zijn: een plek om in te leven, niet een plek om in te beleggen.
Wat zou Stef Blok nu denken? In 2017 verkondigde deze gewezen minister van Volkshuisvesting trots dat hij, een ware VVD’er, zijn hele ministerie had afgeschaft. Inmiddels moet hem toch duidelijk zijn dat hij daarmee de weg heeft vrijgemaakt naar een maatschappelijke destabilisering waarvan de gevolgen, zo valt te vrezen, nog jaren voelbaar zullen zijn.
Wenen laat zien dat het ook anders had gekund. Dat het anders kan. En weer anders moet.
De plaatselijke stedebouwkundigen omschrijven de Weense leefomgeving als ‘maatschappelijke woonruimte’. Dat verwoordt precies dat de manier waarop we wonen grote maatschappelijke consequenties heeft. Sociale woningbouw biedt niet alleen minder draagkrachtigen de kans om op gewilde plekken te blijven wonen, maar is ook sociaal in bredere zin: daarmee smeed je dwarsverbanden die anders verdwijnen en creëer je buurten die veelzijdiger zijn dan de monoculturen die nu door gentrificatie en expatisering ontstaan.
De tragiek is dat Nederland het zo goed voor elkaar had. Ook in de 19de eeuw ontstond er een wooncrisis in de steden, waar arme gezinnen hutjemutje in verkrotte oude buurten woonden. De overheid greep in met de Woningwet van 1901, die de woningcorporaties in het leven riep: verenigingen die het op zich namen om veel betere huizen te bouwen voor met name arbeidersgezinnen. Idealisme ging hand in hand met pragmatisme, en zo ontstonden prachtige wijken met ruime woningen. ‘Niets is mooi genoeg voor de arbeider die al zo lang zonder schoonheid heeft moeten leven’, was het motto van een van de betrokken architecten.
Het duurde bijna een eeuw, tot in Nederland zich liet meevoeren met de wind van het neoliberalisme. De corporaties sloopten of verkochten hun woningen, Stef Blok nodigde buitenlandse investeerders uit om hier hun geld in huizen te stoppen, de huren schoten omhoog en de nieuwbouw kwam tot stilstand. Het percentage sociale woningen halveerde tot 30 procent.
Dat de markt tot uitwassen leidt, is inmiddels duidelijk. Vorig jaar is de vermaledijde (door Blok ingevoerde) verhuurderheffing afgeschaft, een belasting die de wooncorporaties nog eens extra onder druk zette om sociale woningen te verkopen. Ook helpt het nieuwe puntensysteem de huurprijzen te begrenzen.
Daarmee is het woningtekort nog niet opgelost. Ook bij nieuwbouw zouden corporaties weer de rol moeten kunnen spelen die hun van oudsher is toebedeeld. Een verdere (financiële) ondersteuning zou betaalbare nieuwbouw mogelijk moeten maken, net als in Wenen. En niet te vergeten: ook ruim een eeuw geleden waren het juist liberale politici die de benodigde sociale revolutie in de volkshuisvesting hebben ontketend.