Landbouwtransitie: In het konijnenhol van Caroline van der Plas wordt de boer bedrogen
COLUMN Sheila Sitalsing
Het is pas drieënhalf jaar geleden dat Caroline van der Plas op een trekker door een konijnenhol reed en de Haagse politiek binnentuimelde, om er haar marketing- en lobbyactiviteiten voor het agrarische grootkapitaal voort te zetten met andere middelen. Dat ging een tijdje best goed, als je ‘best goed’ definieert vanuit het belang van het agrarische grootkapitaal: een beetje onnozel staan te doen aan de interruptiemicrofoon in de grote vergaderzaal van de Tweede Kamer en ondertussen kilo’s zand in de machine gooien, mest- en stikstofoverschotten wegdefiniëren, vakkundig sabotage plegen zodra een minister de neiging vertoonde iets aan natuurherstel of veestapelinkrimping te willen doen, en na elke inhoudelijke kritiek gepijnigd loeien dat je je persoonlijk aangevallen voelt.
En nu is het Caroline van der Plas boven het hoofd gegroeid. Misschien hebben de ammoniakdampen haar vaardigheden aangetast, misschien schuilt er waarheid in de roddels van haar coalitiepartners en is er echt structurele onnozelheid in het spel, misschien zien we hier het peterprincipe (‘mensen stijgen doorgaans in de hiërarchie van een organisatie tot het niveau van hun onbekwaamheid’) in volle glorie inwerking; feit is dat het al een tijdje helemaal niet meer ‘best goed’gaat, qua boerenbelang.
In de onderhandelingen over de formatie gaf ze het transitiefonds weg– er zat ooit een miljard of 24 in, een substantieel deel was bedoeld als donzig financieel kussen voor boeren die duurzamer willen werken, minder vee willen houden of iets leukers willen gaan doen. Wat ze terugkreeg: goedkopere diesel en dat de V van visserij terugkeert in de naam van het landbouwministerie. In het konijnenhol van Van der Plas is dat een volstrekt normale deal, want een visser had haar jankend van ontroering bedankt voor dit geweldige gebaar. Niemand die hem had durven vertellen dat hij daar verder geen zak aan heeft.
Ze mocht het landbouwministerie bemannen met de minister en de staatssecretaris, en ook dat was een giftig cadeau. Want het laat zich niet wegdefiniëren dat we tot aan de kin in de mest staan, dat het water vies is en het bodemleven dood, en dat je geen Brusselse akkoorden nodig hebt om te zien dat er veel te veel kostbare ruimte is vergeven aan een marginale sector.
Wat zich ook niet laat wegdefiniëren: dat haar coalitiepartners weinig op hebben met de pathetische boerenromantiek waar ze zich zo graag in wentelt. Die willen graag ook eens wat anders doen met de fysieke ruimte en met de stikstofruimte: huizen bouwen en asfalt neerleggen en meer doen voor delen van de economie die relevanter zijn. Dat ze bij de VVD de aanval hebben ingezet op een cruciale schakel in de veehouderij – de abattoirs, waar uitgebuite Roemenen en Bulgaren rondscharrelen op de bodem van de arbeidsmarkt – zal hebben bijgedragen aan het chagrijn van Van der Plas.
En zo brak het moment aan dat onvermijdelijk was: de BBB-landbouwminister moet maatregelen aankondigen die hoe dan ook zullen leiden tot een kleinere veestapel. In het konijnenhol van Van der Plas is dat ‘de schuld’ van vorige kabinetten, omdat die ‘niks hebben gedaan’ – wat volgens trumpiaanse logica waar is: ze waren druk met het uit de machine scheppen van de kilo’s zand die Van der Plas er in had gedonderd. In het konijnenhol van Van der Plas kun je zeggen dat je ‘in Brussel gewoon met de vuist op tafel gaat slaan, met lef’, kun je vervolgens in Brussel op bezoek gaan en daarna bedeesd zeggen dat je ‘zelf ook wel weet dat het niet zo werkt’. In haar konijnenhol kun je doen alsof door de overheid opgelegde krimp géén ‘dwang’ is, en kun je dreigen met ‘opstappen’ als het wél ‘dwang’ wordt: Van der Plas waarschuwt Van der Plas voor de laatste keer, komt dat zien! In hetkonijnenhol van Van der Plas wordt de boer bedrogen.
Het is het tragische lot van een éénbelangpartij die de strijd voordat ene belang zo zoetjesaan moet opgeven. Wat rest is een schitterende V in het logo van het landbouwministerie.