Herdenken: Monumenten zijn er ook voor pijnlijke vaderlandse historie
Commentaar NRC
‘Nimmer, van Erts tot Arend, was enig schepsel vrij onder de zon, noch de zon zelve, noch de gesternten,’ luidt het begin van de tekst die Adriaan Roland Holst schreef voor het Nationale Monument op de Amsterdamse Dam waar jaarlijks de 4 mei-herdenking plaatsvindt. Geen mens snapt wat er staat maar dat maakt niet uit: het gaat in dit geval om de betekenis die het monument heeft dat in 1956 werd neergezet ter nagedachtenis aan alle Nederlanders die tijdens de Tweede Wereldoorlog door oorlogshandelingen zijn omgekomen. Inmiddels is die herdenking breder geworden, waarmee – zoals het een goed monument betaamt – het Nationale Monument met zijn tijd is meegegaan.
Het duurde ruim een decennium voordat het monument op de Dam er was. Inmiddels kent Nederland bijna 4.000 oorlogsmonumenten, maar 75 jaar na de oorlog stond er nog steeds geen monument voor de vermoorde Nederlandse Joden. Het Holocaust Namenmonument kwam er pas in 2021, en het laat pijnlijk zien dat we beter zijn in het herdenken van helden en slachtoffers waar de schuldige louter de ander is, dan in het erkennen van zwarte bladzijden in de vaderlandse geschiedenis. Geconfronteerd worden met ruim 100.000 Nederlandse Joden, Roma en Sinti die door de nazi’s vermoord werden en geen graf kregen, riep lang een groot ongemak op.
We herdenken graag in Nederland. Zanger André Hazes kreeg een jaar na zijn dood een monument op de Albert Cuyp in Amsterdam, in juli werd drie jaar na de dood van misdaadverslaggever Peter R. de Vries een monument ter ere van hem onthuld. Twee monumenten waarbij het om rouw om een bekende Nederlander gaat. Het indrukwekkende MH17-monument in Vijfhuizen kwam er gelukkig ook vrij snel en zonder al te veel discussie: verenigd in het verdriet om de passagiers en de woede naar Rusland over het neerschieten van een passagiersvliegtuig.
Hoe anders gaat dat bij momenten waar de rol van Nederland niet evident positief is, of ronduit slecht. Dat blijkt uit de moeizame totstandkoming van het Nationale Monument Slavernijverleden in Amsterdam, dat er in 2002 kwam. Inmiddels kent Nederland slechts acht slavernijmonumenten, terwijl de kwalijke geschiedenis ervan al eeuwen bekend is.
Ondertussen is er nog steeds geen nationaal monument ter nagedachtenis aan de genocide in Srebrenica en laat ook bijvoorbeeld een monument voor ‘troostmeisjes’ – de Nederlandse vrouwen die tijdens de Tweede Wereldoorlog gedwongen werden seks te hebben met Japanse militairen – nog steeds op zich wachten.
Voor het Srebrenica-monument is geen locatie te vinden, omdat niemand herinnerd wil worden aan de rol van Nederland bij de grootste georganiseerde volkerenmoord in Europa na de Tweede Wereldoorlog. En het verhaal van ‘troostmeisjes’ laat zien op welke wijze vrouwen het slachtoffer waren (of zijn) in oorlogsgeweld: ook al geen fijne boodschap om te gedenken.
Monumenten zijn belangrijk om samen te kunnen rouwen, herdenken en nadenken over de toekomst. Een monument is aanleiding om stil te staan bij gruwelijkheden of om bewondering te hebben voor heldendaden. Ze krijgen pas echt cachet als ook de moed er is stil te staan bij genegeerde, ten onrechte vergeten of pijnlijke verhalen uit het verleden.